Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. zeugen:
  2. zeug:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zeugen from Dutch to English

zeugen:

zeugen [de ~] noun, plural

  1. de zeugen (zeug)
    the sow
    • sow [the ~] noun

Translation Matrix for zeugen:

NounRelated TranslationsOther Translations
sow zeug; zeugen
VerbRelated TranslationsOther Translations
sow bezaaien; inzaaien; rondstrooien; uitstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; zaaien

Related Words for "zeugen":


zeug:

zeug [de ~ (v)] noun

  1. de zeug (zeugen)
    the sow
    • sow [the ~] noun

Translation Matrix for zeug:

NounRelated TranslationsOther Translations
sow zeug; zeugen
VerbRelated TranslationsOther Translations
sow bezaaien; inzaaien; rondstrooien; uitstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; zaaien

Related Words for "zeug":


Wiktionary Translations for zeug:

zeug
noun
  1. vrouwelijk varken
zeug
noun
  1. female pig

Cross Translation:
FromToVia
zeug sow coche — vx|fr truie, femelle du cochon.
zeug sow truiefemelle du porc.