Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. faam:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for faam from Dutch to Spanish

faam:

faam [de ~] noun

  1. de faam (reputatie; naam; roep)
    el nombre; la llamada; el apellido; la denominación; la apariencia; la reputación

Translation Matrix for faam:

NounRelated TranslationsOther Translations
apariencia faam; naam; reputatie; roep aangezicht; aanzien; buitenkant; dekmantel; exterieur; façade; gedaante; iemand zijn uiterlijk; illusie; masker; schijn; uiterlijk; uiterlijke schijn; verschijning; vertoon; voorkomen; voorwending; vorm
apellido faam; naam; reputatie; roep achternaam; familienaam; geslachtsnaam
denominación faam; naam; reputatie; roep aanduiding; benaming; benoeming
llamada faam; naam; reputatie; roep appèl; bellen; belletje; geroep; geschreeuw; gesprek door de telefoon; kloppen; lokfluitje; lokroep; loktoon; opbellen; oproep; roep; roepstem; telefonisch bericht; telefoongesprek; telefoontje; verwijsbrief; verwijzing; zoeken
nombre faam; naam; reputatie; roep naam
reputación faam; naam; reputatie; roep aanzien; achtbaarheid; achting; befaamdheid; bekendheid; beroemdheid; niveau; prestige; reputatie; roem; status

Wiktionary Translations for faam:

faam
noun
  1. reputatie
  2. roem

Cross Translation:
FromToVia
faam reputación reputation — what somebody is known for
faam reputación réputationopinion bonne ou mauvaise au sujet d'une personne ou d’une chose.