Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. smeken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for smeken from Dutch to Spanish

smeken:

smeken verb (smeek, smeekt, smeekte, smeekten, gesmeekt)

  1. smeken (verzoeken; bidden; vragen)

Conjugations for smeken:

o.t.t.
  1. smeek
  2. smeekt
  3. smeekt
  4. smeken
  5. smeken
  6. smeken
o.v.t.
  1. smeekte
  2. smeekte
  3. smeekte
  4. smeekten
  5. smeekten
  6. smeekten
v.t.t.
  1. heb gesmeekt
  2. hebt gesmeekt
  3. heeft gesmeekt
  4. hebben gesmeekt
  5. hebben gesmeekt
  6. hebben gesmeekt
v.v.t.
  1. had gesmeekt
  2. had gesmeekt
  3. had gesmeekt
  4. hadden gesmeekt
  5. hadden gesmeekt
  6. hadden gesmeekt
o.t.t.t.
  1. zal smeken
  2. zult smeken
  3. zal smeken
  4. zullen smeken
  5. zullen smeken
  6. zullen smeken
o.v.t.t.
  1. zou smeken
  2. zou smeken
  3. zou smeken
  4. zouden smeken
  5. zouden smeken
  6. zouden smeken
en verder
  1. ben gesmeekt
  2. bent gesmeekt
  3. is gesmeekt
  4. zijn gesmeekt
  5. zijn gesmeekt
  6. zijn gesmeekt
diversen
  1. smeek!
  2. smeekt!
  3. gesmeekt
  4. smekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

smeken [znw.] noun

  1. smeken (gesmeek)
    la súplica

Translation Matrix for smeken:

NounRelated TranslationsOther Translations
súplica gesmeek; smeken bede; smeekbede; smeekgebed; verzoek; vraag
VerbRelated TranslationsOther Translations
rogar bidden; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; aanzoeken; beproeven; bevragen; bidden; in gebed zijn; proberen; rekwestreren; soebatten; uitnodigen; uitproberen; verzoeken; vragen; zich afvragen; zich verwonderen
suplicar bidden; smeken; verzoeken; vragen bidden; in gebed zijn; soebatten

Related Definitions for "smeken":

  1. iets dingend vragen1
    • hij smeekte me om thuis te blijven1

Wiktionary Translations for smeken:

smeken
verb
  1. nederig om een gunst verzoeken

Cross Translation:
FromToVia
smeken rogar; suplicar beg — to supplicate, to plead with someone for help
smeken rogar pray — to beg humbly for aid
smeken implorar implorerdemander humblement et avec instance, secours, faveur, ou grâce.
smeken solicitar; suplicar; atraer; seducir; cautivar solliciterinciter ou exciter à faire quelque chose.