Dutch

Detailed Translations for snel from Dutch to Spanish

snel:


Translation Matrix for snel:

NounRelated TranslationsOther Translations
de prisa gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed
gracioso deugniet; gek iemand; guit; rakker; snaak; stinkerd
guapo knapperd
mono aap
progre hippe vogel
rápido exprestrein; sneltrein
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- gauw; hard; vlug
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
de moda modieus
ModifierRelated TranslationsOther Translations
a flote flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
a la moda flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot courant; gangbaar; gebruikelijk; gewoon; mondain; werelds
a todo andar rap; snel; vlot; vlug aanstonds; direct; gauw; haastig; ijlings; terstond
aceleradamente flitsend; hip; rap; snel; trendy; vlot; vlug
aprisa flitsend; hip; rap; snel; trendy; vlot; vlug gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; ijlings; jachtig
bonito flitsend; hip; snel; trendy; vlot aanbiddelijk; aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; aardig; aimabel; attent; attractief; begeerenswaardig; behulpzaam; bekoorlijk; bevallig; charmant; fraai; geestig; geinig; gevat; goed ogend; goedaardig; goedhartig; grappig; hulpvaardig; knap; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; mooi; plezierig; schattig; scherpzinnig; schoon; schrander; slim; snedig; uitgeslapen; verrukkelijk; voorkomend; vriendelijk; welgemaakt; welgevallig; zachtaardig
con celeridad flitsend; hip; rap; snel; trendy; vlot; vlug
con rapidez rap; snel; vlot; vlug dringend; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent
con soltura flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot flitsend; stromend; vliedend; vloeiend; vlot
de aquí a poco rap; snel; vlot; vlug
de moda flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot courant; gangbaar; gebruikelijk; gevraagd; gewoon; in de mode; mondain; werelds
de prisa flitsend; hip; rap; snel; trendy; vlot; vlug gehaast; gejaagd; gestressed; haastend; haastig; in alle haast; in allerijl; inderhaast; jachtig
dentro de poco rap; snel; vlot; vlug afzienbaar; alras; binnenkort; dra; eerstdaags; gauw; spoedig; weldra
deprisa rap; snel; vlot; vlug
despabilado flitsend; hip; snel; trendy; vlot bij de pinken; clever; gehaaid; geslepen; gewiekst; gis; goochem; kien; leep; schrander; slim; sluw; uitgeslapen
en breve rap; snel; vlot; vlug afzienbaar; binnenkort; directe; eenvoudigweg; in het kort; kortom; kortweg; later; straks; weldra; zometeen
entretenido flitsend; hip; snel; trendy; vlot aangenaam; aimabel; bekoorlijk; charmant; fijn; humoristische; jolig; lekker; leuk; plezierig; prettig; sfeervol; tijdrovend; uiig; uitgelaten
gracioso flitsend; hip; snel; trendy; vlot aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; aimabel; attractief; bekoorlijk; bengelachtig; bevallig; charmant; chic; dolletjes; elegant; enig; esthetisch; geraffineerd; goddelijk; gracieus; grappig; guitig; heerlijk; hemels; humoristisch; humoristische; kluchtig; knap; koddig; komiek; komisch; kwajongensachtig; leuk; leuke; lief; modieuze verfijning; mooi; olijk; ondeugend; paradijselijk; prettig; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; sierlijk; smaakvol; snaaks; spotachtig; stijlvol; verfijnd; verrukkelijk; zalig
guapo flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot aanlokkelijk; aantrekkelijk; aimabel; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; clever; fraai; goed ogend; kien; knap; leuk om te zien; leuk van uiterlijk; mooi; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verzoekend; welgevallig
inesperado rap; snel; vlot; vlug abrupt; eensklaps; ineens; klakkelings; ongedacht; onverhoeds; onverhoopt; onvermoed; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; opeens; plots; plotseling; plotsklaps
moderno flitsend; hip; snel; trendy; vlot actueel; bijdetijds; contemporain; eigentijds; hedendaags; hedendaagse; in de mode; modern; nieuwerwets; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
mono flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot aardig; afzonderlijk; aimabel; alleenstaand; alleraardigst; allerliefst; apart; bekoorlijk; charmant; dolletjes; dottig; eenmalig; enig; gescheiden; leuk; lief; losstaand; op zich; op zichzelf staand; popperig; schattig; separaat; snoezig; sympathiek; uniek; vertederend; vrijstaand
perspicaz rap; snel; vlot; vlug bevattelijk; bij de pinken; bijdehand; clever; gis; goedleers; goochem; intelligent; kien; pienter; scherp; schrander; slim; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vlijmend; vlijmscherp; vlug van begrip
progre flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
prontamente rap; snel; vlot; vlug
pronto rap; snel; vlot; vlug abrupt; af; afgedaan; afgelopen; alras; directe; dra; eensklaps; eerstdaags; gauw; gereed; geëindigd; grif; grifweg; haastig; ijlings; ineens; klaar; later; met gemak; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; opeens; over; plots; plotseling; plotsklaps; spoedig; straks; uit; vlot; voltooid; voorbij; vroeg; vroegtijdig; weldra; zometeen
rápidamente flitsend; hip; rap; snel; trendy; vlot; vlug aanstonds; direct; directe; dra; dringend; eerstdaags; gauw; grif; grifweg; haastig; ijlings; klemmend; met gemak; met spoed; onverwijld; spoedeisend; spoedig; terstond; urgent; vlot; weldra
rápido flitsend; hip; rap; snel; trendy; vlot; vlug dra; dringend; eerstdaags; gauw; grif; grifweg; haastig; ijlings; klemmend; met gemak; met spoed; rap; snelzeilend; spoedeisend; spoedig; urgent; vingervlug; vlot; weldra
veloz rap; snel; vlot; vlug
velozmente rap; snel; vlot; vlug hard; hardop; keihard; luid; met hoge snelheid
ágil rap; snel; vlot; vlug actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; lenig; levendig; rap; soepel; vingervlug

Related Words for "snel":


Synonyms for "snel":


Antonyms for "snel":


Related Definitions for "snel":

  1. met grote vaart1
    • Jan reed snel naar huis1
  2. wat niet veel tijd kost1
    • ik eet snel mijn bord leeg1

Wiktionary Translations for snel:

snel
adjective
  1. in korte tijd

Cross Translation:
FromToVia
snel rápido fast — capable of moving with great speed
snel rápidamente fast — with great speed
snel rápido quick — moving with speed
snel rápido quick — occurring in a short time
snel rápido; rápidamente quickly — rapidly, fast
snel rápido rapid — Very swift or quick
snel rápido schnell — sich mit hoher Geschwindigkeit fortbewegend
snel rápido zügig — mit großer Geschwindigkeit und ohne Unterbrechung
snel rápido rapide — Qui se meut avec vitesse

snel form of snellen:

Conjugations for snellen:

o.t.t.
  1. snel
  2. snelt
  3. snelt
  4. snellen
  5. snellen
  6. snellen
o.v.t.
  1. snelde
  2. snelde
  3. snelde
  4. snelden
  5. snelden
  6. snelden
v.t.t.
  1. ben gesneld
  2. bent gesneld
  3. is gesneld
  4. zijn gesneld
  5. zijn gesneld
  6. zijn gesneld
v.v.t.
  1. was gesneld
  2. was gesneld
  3. was gesneld
  4. waren gesneld
  5. waren gesneld
  6. waren gesneld
o.t.t.t.
  1. zal snellen
  2. zult snellen
  3. zal snellen
  4. zullen snellen
  5. zullen snellen
  6. zullen snellen
o.v.t.t.
  1. zou snellen
  2. zou snellen
  3. zou snellen
  4. zouden snellen
  5. zouden snellen
  6. zouden snellen
diversen
  1. snel!
  2. snelt!
  3. gesneld
  4. snellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

snellen [het ~] noun

  1. het snellen (hardlopen; rennen; hollen; zich snel voortbewegen)
    el correr

Translation Matrix for snellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aspirar a aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; mikken op; pogen; streven; streven naar; trachten
avanzar vooruitgaan; vorderen
correr hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
crecer aanwassen; aanzwellen
instigar instigeren; opwekken
levantar omhoog steken; omhoog werpen; opsteken; opwerpen
perseguir achtervolgen; volgen
VerbRelated TranslationsOther Translations
adelantar ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanrukken; inhalen; passeren; verder komen; voorbijgaan; voorbijrijden; voorschieten; vooruitgaan; vooruitkomen; vorderen
afanarse tras ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden najagen; nastreven; stressen; trachten te verkrijgen; vervolgen
apresurar ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanblazen; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; accelereren; gas geven; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; motiveren; opdrijven; opfokken; ophitsen; opjagen; opjutten; oppoken; opruien; opstoken; optrekken van auto; overhaasten; poken; porren; reppen; spoeden; stoken; stressen; tot spoed aanzetten; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
apresurarse ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; overhaasten; rennen; reppen; spoeden; stressen; voortmaken; zich spoeden
aspirar a ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden ambiëren; doelen; ijveren; mikken op; najagen; nastreven; stressen; streven; streven naar; trachten te verkrijgen; vervolgen
atosigar ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden motiveren
avanzar ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanrukken; aflopen; bevorderd worden; doordrijven; geweld gebruiken; hogerop komen; opmarcheren; oprukken; verder komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voortschrijden; vooruitbrengen; vooruitgaan; vooruitkomen; vorderen; zich opwerken
correr snellen; spoeden aantrekken; afdruipen; dichttrekken; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; gaan; hardlopen; hardrijden; jachten; jakkeren; lopen; opdrijven; ophitsen; opjagen; rennen; reppen; sijpelen; sjezen; snel gaan; spoeden; stappen; stromen; uitdruppelen; vlieden; vloeien; vluchten; voortjagen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven; wegvluchten; zich voortbewegen
crecer ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; dik worden; expanderen; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; hoger worden; lengen; omhooggaan; openen; opgroeien; opzetten; opzwellen; stijgen; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitgroeien; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; volgroeien; volwassen worden
darse prisa ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; omwoelen; opjagen; overhaasten; rennen; reppen; sjezen; snel gaan; spoeden; stressen; voortmaken; zich spoeden
delirar ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden ijlen; kletsen; lallen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken
divagar ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden bedenken; fantaseren; stressen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
hacer subir ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanjagen; aanpoten; aansporen; doen stijgen; haast maken; haasten; ijlen; jagen; laten opstijgen; opdrijven; opjutten; oplaten; opschroeven; overhaasten; porren; spoeden; veel doen stijgen; voortmaken; zich spoeden
hacerse mayor ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden volgroeien; volwassen worden
instigar ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; herinneren; iets aanstoken; ijlen; in herinnering brengen; instigeren; jagen; manen; memoreren; met aandrang herinneren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; overhaasten; poken; porren; provoceren; rappelleren; spoeden; stimuleren; stoken; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; voortmaken; zich spoeden
ir apresuradamente ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
ir volando ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden jachten; jakkeren; opvliegen; opwaarts vliegen; reppen; sjezen; snel gaan; spoeden; stressen
irse a cazar ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden sjezen; snel gaan
levantar ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aansteken; aanstrijken; afbakenen; afpalen; afzetten; arrangeren; begrenzen; bliksemen; bouwen; buslichten; casseren; construeren; doen ontvlammen; heffen; hernieuwen; herstellen; hijsen; hoger maken; hoger worden; hooghouden; iets op touw zetten; in de fik steken; in de hoogte houden; in de hoogte steken; laten gaan; laten lopen; lichten; motiveren; naar boven tillen; naar boven trekken; niet vasthouden; omhoog brengen; omhoog heffen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogbrengen; omhooggooien; omhooghalen; omhoogheffen; omhooghouden; omhoogkomen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogtillen; omhoogtrekken; omlijnen; opgooien; opheffen; ophijsen; ophogen; ophouden; opstijgen; optillen; opvliegen; opwerpen; rechtop zetten; regelen; renoveren; tillen; verbeteren; verhelpen; verhogen; verhuizen; verkassen; vernieuwen; weerlichten; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan
meter prisa ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden haasten; hardlopen; jachten; jakkeren; rennen; reppen; spoeden; stressen; tot spoed aanzetten
perseguir ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden achternazitten; achtervolgen; berechten; erdoor jagen; gerechtelijk vervolgen; najagen; nastreven; nazitten; stressen; trachten te verkrijgen; vervolgen; volgen
precipitarse ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden stressen

Wiktionary Translations for snellen:


Cross Translation:
FromToVia
snellen carrerear; apurar bundle — intransitive: to hurry
snellen correr courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol.

Related Translations for snel