Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. verlammen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verlammen from Dutch to Spanish

verlammen:

verlammen verb (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)

  1. verlammen (ontwrichten; krachteloos maken)
  2. verlammen
  3. verlammen (lamleggen)

Conjugations for verlammen:

o.t.t.
  1. verlam
  2. verlamt
  3. verlamt
  4. verlammen
  5. verlammen
  6. verlammen
o.v.t.
  1. verlamde
  2. verlamde
  3. verlamde
  4. verlamden
  5. verlamden
  6. verlamden
v.t.t.
  1. heb verlamd
  2. hebt verlamd
  3. heeft verlamd
  4. hebben verlamd
  5. hebben verlamd
  6. hebben verlamd
v.v.t.
  1. had verlamd
  2. had verlamd
  3. had verlamd
  4. hadden verlamd
  5. hadden verlamd
  6. hadden verlamd
o.t.t.t.
  1. zal verlammen
  2. zult verlammen
  3. zal verlammen
  4. zullen verlammen
  5. zullen verlammen
  6. zullen verlammen
o.v.t.t.
  1. zou verlammen
  2. zou verlammen
  3. zou verlammen
  4. zouden verlammen
  5. zouden verlammen
  6. zouden verlammen
diversen
  1. verlam!
  2. verlamt!
  3. verlamd
  4. verlammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verlammen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
entorpecer krachteloos maken; ontwrichten; verlammen afstompen; kazen; kwaad doen; nadelig zijn; schaden; vervlakken
paralizar krachteloos maken; lamleggen; ontwrichten; verlammen
pasar de rosca verlammen

Wiktionary Translations for verlammen:

verlammen
verb
  1. van het vermogen zich te bewegen beroven

Cross Translation:
FromToVia
verlammen paralizar; entorpecer paralyserfrapper de paralysie.