Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. afspatten:


Dutch

Detailed Translations for afspatten from Dutch to Spanish

afspatten:

afspatten verb

  1. afspatten (afvliegen; afspringen)

Translation Matrix for afspatten:

NounRelated TranslationsOther Translations
rebotar afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen
VerbRelated TranslationsOther Translations
rebotar afspatten; afspringen; afvliegen afketsen; afstoten; afstuiten; afwijzen; butsen; eraf duwen; kaatsen; ketsen; ricocheren; terugspringen; terugstuiten; weigeren