Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. dubben:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for dubben from Dutch to Spanish

dubben:

dubben verb (dub, dubt, dubde, dubden, gedubd)

  1. dubben (nasynchroniseren)
    doblar
  2. dubben (aarzelen; talmen; weifelen)

Conjugations for dubben:

o.t.t.
  1. dub
  2. dubt
  3. dubt
  4. dubben
  5. dubben
  6. dubben
o.v.t.
  1. dubde
  2. dubde
  3. dubde
  4. dubden
  5. dubden
  6. dubden
v.t.t.
  1. heb gedubd
  2. hebt gedubd
  3. heeft gedubd
  4. hebben gedubd
  5. hebben gedubd
  6. hebben gedubd
v.v.t.
  1. had gedubd
  2. had gedubd
  3. had gedubd
  4. hadden gedubd
  5. hadden gedubd
  6. hadden gedubd
o.t.t.t.
  1. zal dubben
  2. zult dubben
  3. zal dubben
  4. zullen dubben
  5. zullen dubben
  6. zullen dubben
o.v.t.t.
  1. zou dubben
  2. zou dubben
  3. zou dubben
  4. zouden dubben
  5. zouden dubben
  6. zouden dubben
diversen
  1. dub!
  2. dubt!
  3. gedubd
  4. dubbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dubben:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aplazar aarzelen; dubben; talmen; weifelen opschorten; opschuiven; rekken; schuivend verplaatsen; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
demorar aarzelen; dubben; talmen; weifelen aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; ophouden; opschorten; opschuiven; rekken; talmen; temporiseren; teuten; treuzelen; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven; zaniken; zeiken; zeuren
demorarse aarzelen; dubben; talmen; weifelen aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; ophouden; rekken; talmen; temporiseren; teuten; treuzelen; vertragen; zaniken; zeiken; zeuren
doblar dubben; nasynchroniseren breken; buigen; doen buigen; dubbel vouwen; dubbelvouwen; kapot gaan; krom buigen; krommen; neerslaan; ombuigen; omknikken; omslaan; omvouwen; onderuithalen; opvouwen; plooien; samenvouwen; sneuvelen; stuk gaan; ten dele vouwen; toevouwen; verbuigen; vloeren; vouwen; welven

Wiktionary Translations for dubben:


Cross Translation:
FromToVia
dubben vacilar barguigner — (familier, fr) hésiter, avoir de la peine à se déterminer, particulièrement quand il s’agir d’un achat, d’une affaire, d’un traité.
dubben dudar douter — Être dans l’incertitude, n’être pas sûr.
dubben vacilar; hesitar; dudar hésiter — Être incertain, indécis sur le parti, sur la résolution que l’on doit prendre.