Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. erbij passen:


Dutch

Detailed Translations for erbij passen from Dutch to Spanish

erbij passen:

erbij passen verb (pas erbij, past erbij, paste erbij, pasten erbij, erbij gepast)

  1. erbij passen
    ir

Conjugations for erbij passen:

o.t.t.
  1. pas erbij
  2. past erbij
  3. past erbij
  4. passen erbij
  5. passen erbij
  6. passen erbij
o.v.t.
  1. paste erbij
  2. paste erbij
  3. paste erbij
  4. pasten erbij
  5. pasten erbij
  6. pasten erbij
v.t.t.
  1. heb erbij gepast
  2. hebt erbij gepast
  3. heeft erbij gepast
  4. hebben erbij gepast
  5. hebben erbij gepast
  6. hebben erbij gepast
v.v.t.
  1. had erbij gepast
  2. had erbij gepast
  3. had erbij gepast
  4. hadden erbij gepast
  5. hadden erbij gepast
  6. hadden erbij gepast
o.t.t.t.
  1. zal erbij passen
  2. zult erbij passen
  3. zal erbij passen
  4. zullen erbij passen
  5. zullen erbij passen
  6. zullen erbij passen
o.v.t.t.
  1. zou erbij passen
  2. zou erbij passen
  3. zou erbij passen
  4. zouden erbij passen
  5. zouden erbij passen
  6. zouden erbij passen
diversen
  1. pas erbij!
  2. past erbij!
  3. erbij gepast
  4. erbij passend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for erbij passen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ir erbij passen gaan; lopen; stappen; zich begeven; zich voortbewegen

Related Translations for erbij passen