Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. fouilleren:


Dutch

Detailed Translations for fouilleren from Dutch to Spanish

fouilleren:

fouilleren verb (fouilleer, fouilleert, fouilleerde, fouilleerden, gefouilleerd)

  1. fouilleren (visiteren)

Conjugations for fouilleren:

o.t.t.
  1. fouilleer
  2. fouilleert
  3. fouilleert
  4. fouilleren
  5. fouilleren
  6. fouilleren
o.v.t.
  1. fouilleerde
  2. fouilleerde
  3. fouilleerde
  4. fouilleerden
  5. fouilleerden
  6. fouilleerden
v.t.t.
  1. heb gefouilleerd
  2. hebt gefouilleerd
  3. heeft gefouilleerd
  4. hebben gefouilleerd
  5. hebben gefouilleerd
  6. hebben gefouilleerd
v.v.t.
  1. had gefouilleerd
  2. had gefouilleerd
  3. had gefouilleerd
  4. hadden gefouilleerd
  5. hadden gefouilleerd
  6. hadden gefouilleerd
o.t.t.t.
  1. zal fouilleren
  2. zult fouilleren
  3. zal fouilleren
  4. zullen fouilleren
  5. zullen fouilleren
  6. zullen fouilleren
o.v.t.t.
  1. zou fouilleren
  2. zou fouilleren
  3. zou fouilleren
  4. zouden fouilleren
  5. zouden fouilleren
  6. zouden fouilleren
en verder
  1. ben gefouilleerd
  2. bent gefouilleerd
  3. is gefouilleerd
  4. zijn gefouilleerd
  5. zijn gefouilleerd
  6. zijn gefouilleerd
diversen
  1. fouilleer!
  2. fouilleert!
  3. gefouilleerd
  4. fouillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

fouilleren [znw.] noun

  1. fouilleren
    el registro

Translation Matrix for fouilleren:

NounRelated TranslationsOther Translations
registro fouilleren boeking; doorzoeking; fouillering; hoofdboek; index; inhoud; inhoudsopgave; inschrijving; klapper; lijst; logboek; logboekregistratie; map; record; register; registratie; ruchtbaarheid; schrijfmap; tabel; tafel; telefoonklapper; toespeling; verwijzing
VerbRelated TranslationsOther Translations
cachear fouilleren; visiteren
inspeccionar fouilleren; visiteren aankijken; bekijken; beproeven; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; examineren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; monsteren; monsters nemen; onderzoeken; overzien; schouwen; testen; toeschouwen
registrar fouilleren; visiteren boeken; documenteren; doorzoeken; in zich opnemen; inboeken; inschrijven; noteren; opgeven; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
registrar boeken