Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gekneveld:
  2. knevelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gekneveld from Dutch to Spanish

gekneveld:

gekneveld adj

  1. gekneveld (besnord)

Translation Matrix for gekneveld:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
con bigote besnord; gekneveld

knevelen:

knevelen verb (knevel, knevelt, knevelde, knevelden, gekneveld)

  1. knevelen (binden; vastbinden; strikken; vastmaken; knopen)

Conjugations for knevelen:

o.t.t.
  1. knevel
  2. knevelt
  3. knevelt
  4. knevelen
  5. knevelen
  6. knevelen
o.v.t.
  1. knevelde
  2. knevelde
  3. knevelde
  4. knevelden
  5. knevelden
  6. knevelden
v.t.t.
  1. heb gekneveld
  2. hebt gekneveld
  3. heeft gekneveld
  4. hebben gekneveld
  5. hebben gekneveld
  6. hebben gekneveld
v.v.t.
  1. had gekneveld
  2. had gekneveld
  3. had gekneveld
  4. hadden gekneveld
  5. hadden gekneveld
  6. hadden gekneveld
o.t.t.t.
  1. zal knevelen
  2. zult knevelen
  3. zal knevelen
  4. zullen knevelen
  5. zullen knevelen
  6. zullen knevelen
o.v.t.t.
  1. zou knevelen
  2. zou knevelen
  3. zou knevelen
  4. zouden knevelen
  5. zouden knevelen
  6. zouden knevelen
en verder
  1. ben gekneveld
  2. bent gekneveld
  3. is gekneveld
  4. zijn gekneveld
  5. zijn gekneveld
  6. zijn gekneveld
diversen
  1. knevel!
  2. knevelt!
  3. gekneveld
  4. knevelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knevelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
atar aanhechten; aanknopen; vasthechten
VerbRelated TranslationsOther Translations
agarrotar binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken stijf maken; stijven
amarrar binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken aanleggen; aanmeren; afbinden; afmeren; afsnoeren; blokken; dichtbinden; leerstof erin stampen; leren; meren; studeren; toebinden; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastsjorren; vastsnoeren; verankeren; zekeren
amordazar binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken
atar binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenbinden; aanhechten; aanlijnen; afbinden; afsnoeren; bevestigen; detineren; dichtbinden; dichtrijgen; dichtsnoeren; gevangenhouden; hechten; hoogbinden; in hechtenis houden; knopen; om het lijf binden; ombinden; omhoogbinden; omwinden; onderbinden; opbinden; rijgen; samenbinden; samenbundelen; samenknopen; snoeren; strikken; toebinden; toesnoeren; vastbinden; vasthouden; vastknopen; vastmaken; vastsjorren; verankeren; verbinden

Related Words for "knevelen":


Wiktionary Translations for knevelen:

knevelen
verb
  1. binden, boeien

Cross Translation:
FromToVia
knevelen amordazar gag — To restrain someone's speech