Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. herstructureren:


Dutch

Detailed Translations for herstructureren from Dutch to Spanish

herstructureren:

herstructureren verb (herstructureer, herstructureert, herstructureerde, herstructureerden, geherstructureerd)

  1. herstructureren
  2. herstructureren

Conjugations for herstructureren:

o.t.t.
  1. herstructureer
  2. herstructureert
  3. herstructureert
  4. herstructureren
  5. herstructureren
  6. herstructureren
o.v.t.
  1. herstructureerde
  2. herstructureerde
  3. herstructureerde
  4. herstructureerden
  5. herstructureerden
  6. herstructureerden
v.t.t.
  1. heb geherstructureerd
  2. hebt geherstructureerd
  3. heeft geherstructureerd
  4. hebben geherstructureerd
  5. hebben geherstructureerd
  6. hebben geherstructureerd
v.v.t.
  1. had geherstructureerd
  2. had geherstructureerd
  3. had geherstructureerd
  4. hadden geherstructureerd
  5. hadden geherstructureerd
  6. hadden geherstructureerd
o.t.t.t.
  1. zal herstructureren
  2. zult herstructureren
  3. zal herstructureren
  4. zullen herstructureren
  5. zullen herstructureren
  6. zullen herstructureren
o.v.t.t.
  1. zou herstructureren
  2. zou herstructureren
  3. zou herstructureren
  4. zouden herstructureren
  5. zouden herstructureren
  6. zouden herstructureren
en verder
  1. is geherstructureerd
  2. zijn geherstructureerd
diversen
  1. herstructureer!
  2. herstructureert!
  3. geherstructureerd
  4. herstructurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for herstructureren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
reestructurar herstructureren saneren
refactorizar herstructureren
remodelar herstructureren saneren; verbouwen; vertimmeren
reorganizar herstructureren hernieuwen; herstellen; hervormen; kerk hervormen; nieuw leven inblazen; omvormen; reformeren; renoveren; reorganiseren; restaureren; saneren; verbeteren; vernieuwen; vervormen
reparar herstructureren afwisselen; beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; gezond maken; goed gaan; goedmaken; hernieuwen; herstellen; herzien; het goed maken; hotfix; hotfixpakket; in het leven roepen; maken; rechtzetten; rectificeren; renoveren; repareren; restaureren; scheppen; tot stand brengen; veranderen; verbeteren; vernieuwen; verstellen; verwisselen; voor elkaar krijgen; wijzigen
sanear herstructureren gezond maken; hernieuwen; herstellen; renoveren; saneren; verbeteren; vernieuwen