Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. intappen:


Dutch

Detailed Translations for intappen from Dutch to Spanish

intappen:

intappen verb

  1. intappen (bijgieten; serveren; inschenken; tappen; schenken)

Translation Matrix for intappen:

NounRelated TranslationsOther Translations
añadir bijvoegen; toeleggen; toevoegen
echar weggooien
servir opdienen; serveren
VerbRelated TranslationsOther Translations
añadir bijgieten; inschenken; intappen; schenken; serveren; tappen aansluiten; aanvullen; bijdoen; bijleggen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; completeren; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; extra betalen; geld toe leggen; insluiten; optellen; toevoegen; voltallig maken
echar bijgieten; inschenken; intappen; schenken; serveren; tappen afdanken; afscheiden; afvoeren; bannen; begeleiden; bezweren; doneren; ecarteren; geven; gieten; gunnen; gunst verlenen; ingieten; leiden; lozen; meevoeren; ontheffen; ontslaan; opsturen; posten; schenken; smijten; sturen; toezenden; uitbannen; uitscheiden; uitstorten; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verhuizen; verjagen; verkassen; verzenden; voeren; weggooien; wegjagen; wegsmijten; wegsturen; wegzenden
escanchar bijgieten; inschenken; intappen; schenken; serveren; tappen gieten; schenken; uitstorten
servir bijgieten; inschenken; intappen; schenken; serveren; tappen aan tafel bedienen; assisteren; bedienen; bijspringen; bijstaan; dienen; dienst doen; doneren; eten opscheppen; gerieven; geven; gunnen; gunst verlenen; handreiken; helpen; knoppen bedienen; ondersteunen; opdienen; opdissen; opscheppen; schenken; seconderen; serveren; van dienst zijn; voorschotelen; voorzetten; weldoen