Dutch

Detailed Translations for puf from Dutch to Spanish

puf:

puf [de ~] noun

  1. de puf (daadkracht; momentum; esprit; )
    la energía; el espíritu; el alma; la fuerza; el entusiasmo; el ardor; el fervor; la animosidad; el interés; la ganas de trabajar; la capacidad laboral; el empuje

Translation Matrix for puf:

NounRelated TranslationsOther Translations
alma aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; levensader; mentaliteit; natuur; ziel
animosidad aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust animositeit; begeerte; heftig verlangen; lust; vete; vijandschap
ardor aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrift; begeren; bruine rot; drift; driftstroom; elan; felheid; gloed; gloeiing; hartstocht; heftigheid; hevigheid; hitte; houtrot; ijver; ijverigheid; instinct; intensiteit; kracht; lust; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; passie; pit; seksuele begeerte; smachten; verlangen; vlam; vlijt; vlijtigheid; voortgedreven vee; vuur; warmte; wensen; werklust; werkzaamheid; ziel; zucht
capacidad laboral aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust arbeidskracht; arbeidsvermogen; krachtdadigheid; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid
empuje aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust band; boekdeel; deel; doortastendheid; dynamiek; elasticiteit; geluidsniveau; gevoel; instinct; intuïtie; katoen; katoenstof; ondernemingslust; pit; stuwkracht; vliegreis; vliegtocht; vlucht; volume; voortstuwing; vruchtenpit
energía aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust capaciteit; daadkrachtigheid; doortastendheid; drift; dynamiek; electrische stroom; energie; felheid; fiksheid; hartstocht; invloed; kracht; krachtdadigheid; macht; passie; sterkte; stroom; stuwkracht; vermogen; voortstuwing; voortvarendheid; vuur
entusiasmo aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust animo; belangstelling; betovering; bevlogenheid; bezieling; elan; enthousiasme; extase; fascinatie; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; geestvervoering; gloed; ijver; ijverigheid; interesse; krachtdadigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; opgetogenheid; pit; trance; uitbundigheid; uitgelatenheid; verrukking; vervoering; vlam; vlijt; vlijtigheid; voortvarendheid; vuur; werklust; werkzaamheid; zin
espíritu aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust spirits; spiritus; ziel
fervor aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrift; bruine rot; drift; enthousiasme; felheid; gedrevenheid; genoegen; genot; heftigheid; hevigheid; houtrot; instinct; intensiteit; kracht; lust; seksuele begeerte; voortgedreven vee; wellust
fuerza aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrijving; capaciteit; dapperheid; doortastendheid; dynamiek; felheid; fermheid; flinkheid; forsheid; gehardheid; gestaaldheid; geweld; heftigheid; hevigheid; intensiteit; koenheid; kracht; krachtdadigheid; kranigheid; macht; moed; onversaagdheid; sterkte; stevigheid; stoerheid; stootband; stuwkracht; vermogen; voortstuwing; voortvarendheid
ganas de trabajar aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust krachtdadigheid; voortvarendheid
interés aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandacht; aangaan; animo; belang; belangstelling; betreffen; fascinatie; geboeidheid; gewichtigheid; interesse; nut; nuttigheid; rente; waarde; zin
ModifierRelated TranslationsOther Translations
fuerza dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig

Related Words for "puf":


puffen:

puffen verb (puf, puft, pufte, puften, gepuft)

  1. puffen (hijgen; blazen)
    soplar

Conjugations for puffen:

o.t.t.
  1. puf
  2. puft
  3. puft
  4. puffen
  5. puffen
  6. puffen
o.v.t.
  1. pufte
  2. pufte
  3. pufte
  4. puften
  5. puften
  6. puften
v.t.t.
  1. heb gepuft
  2. hebt gepuft
  3. heeft gepuft
  4. hebben gepuft
  5. hebben gepuft
  6. hebben gepuft
v.v.t.
  1. had gepuft
  2. had gepuft
  3. had gepuft
  4. hadden gepuft
  5. hadden gepuft
  6. hadden gepuft
o.t.t.t.
  1. zal puffen
  2. zult puffen
  3. zal puffen
  4. zullen puffen
  5. zullen puffen
  6. zullen puffen
o.v.t.t.
  1. zou puffen
  2. zou puffen
  3. zou puffen
  4. zouden puffen
  5. zouden puffen
  6. zouden puffen
diversen
  1. puf!
  2. puft!
  3. gepuft
  4. puffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for puffen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
soplar blazen; hijgen; puffen blazen; doorslaan; fluiten; hard waaien; pijpen; pimpelen; uitademen; uitblazen; verklappen; verraden; voorzeggen; waaien; wegblazen

Related Words for "puffen":