Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. rondbrieven:


Dutch

Detailed Translations for rondbrieven from Dutch to Spanish

rondbrieven:

rondbrieven verb (brief rond, brieft rond, briefde rond, briefden rond, rondgebriefd)

  1. rondbrieven (doorvertellen; doorgeven; rondvertellen; doorspelen)

Conjugations for rondbrieven:

o.t.t.
  1. brief rond
  2. brieft rond
  3. brieft rond
  4. brieven rond
  5. brieven rond
  6. brieven rond
o.v.t.
  1. briefde rond
  2. briefde rond
  3. briefde rond
  4. briefden rond
  5. briefden rond
  6. briefden rond
v.t.t.
  1. heb rondgebriefd
  2. hebt rondgebriefd
  3. heeft rondgebriefd
  4. hebben rondgebriefd
  5. hebben rondgebriefd
  6. hebben rondgebriefd
v.v.t.
  1. had rondgebriefd
  2. had rondgebriefd
  3. had rondgebriefd
  4. hadden rondgebriefd
  5. hadden rondgebriefd
  6. hadden rondgebriefd
o.t.t.t.
  1. zal rondbrieven
  2. zult rondbrieven
  3. zal rondbrieven
  4. zullen rondbrieven
  5. zullen rondbrieven
  6. zullen rondbrieven
o.v.t.t.
  1. zou rondbrieven
  2. zou rondbrieven
  3. zou rondbrieven
  4. zouden rondbrieven
  5. zouden rondbrieven
  6. zouden rondbrieven
diversen
  1. brief rond!
  2. brieft rond!
  3. rondgebriefd
  4. rondbrievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rondbrieven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
chismorrear doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen klikken; uitflappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
comunicar doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen aandienen; aanschrijven; aanzeggen; afkondigen; babbelen; bekendmaken; berichten; bewust maken; communiceren; doorverbinden; iets aankondigen; iets melden; informeren; inlichten; kakelen; kennis geven; kennisgeven van; klappen; kletsen; konde doen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; mening kenbaar maken; op de hoogte brengen; overbrengen; praten; proclameren; snateren; spreken; tippen; van iets in kennis stellen; verkondigen; verwittigen; waarschuwen; wauwelen; zeggen; zwammen
hacer correr la voz doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
pasar doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen aankomen; achteruitgaan; aflopen; afsluiten; bezoeken; bezwijken; dichtdoen; doodgaan; doorhalen; doorkomen; erdoor komen; gebeuren; geld overmaken; geschieden; iemand opzoeken; inhalen; instorten; kapotgaan; langsgaan; langskomen; omkomen; op visite gaan; oprijzen; overboeken; overgaan; overheen gaan; overheen trekken; overkomen; overlijden; overschrijden; overschrijven; overzenden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; rijzen; sluiten; snel bewegen; sterven; tenondergaan; teruggaan; toedoen; toegaan; toemaken; vergaan; verlopen; verrotten; verstrijken; verteren; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijlopen; voorbijrijden; voordoen; voorvallen; wegrotten; zinken
repasar doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen bekijken; beproeven; bezichtigen; doorlezen; doornemen; echoën; herhalen; inspecteren; keuren; nabouwen; nalezen; napraten; nazeggen; oefenen; onderzoeken; opnieuw lezen; overlezen; repeteren; testen