Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. toekomend:
  2. toekomen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for toekomend from Dutch to Spanish

toekomend:


toekomen:

toekomen verb (kom toe, komt toe, kwam toe, kwamen toe, toegekomen)

  1. toekomen (verdiend hebben; toekomen aan)
  2. toekomen (ten deel vallen; toevallen)

Conjugations for toekomen:

o.t.t.
  1. kom toe
  2. komt toe
  3. komt toe
  4. komen toe
  5. komen toe
  6. komen toe
o.v.t.
  1. kwam toe
  2. kwam toe
  3. kwam toe
  4. kwamen toe
  5. kwamen toe
  6. kwamen toe
v.t.t.
  1. heb toegekomen
  2. hebt toegekomen
  3. heeft toegekomen
  4. hebben toegekomen
  5. hebben toegekomen
  6. hebben toegekomen
v.v.t.
  1. had toegekomen
  2. had toegekomen
  3. had toegekomen
  4. hadden toegekomen
  5. hadden toegekomen
  6. hadden toegekomen
o.t.t.t.
  1. zal toekomen
  2. zult toekomen
  3. zal toekomen
  4. zullen toekomen
  5. zullen toekomen
  6. zullen toekomen
o.v.t.t.
  1. zou toekomen
  2. zou toekomen
  3. zou toekomen
  4. zouden toekomen
  5. zouden toekomen
  6. zouden toekomen
en verder
  1. ben toegekomen
  2. bent toegekomen
  3. is toegekomen
  4. zijn toegekomen
  5. zijn toegekomen
  6. zijn toegekomen
diversen
  1. kom toe!
  2. komt toe!
  3. toegekomen
  4. toekomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toekomen:

NounRelated TranslationsOther Translations
corresponder accorderen; overeenstemmen
tocar aanraken; aantikken
VerbRelated TranslationsOther Translations
corresponder ten deel vallen; toekomen; toevallen betamen; congruent zijn; een harmonieus geheel vormen; harmoniëren; kloppen; overeenstemmen; passen; samenstemmen
merecerse toekomen; toekomen aan; verdiend hebben
tocar ten deel vallen; toekomen; toevallen aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; bespelen; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; raken; voelen
tocar en suerte ten deel vallen; toekomen; toevallen te beurt vallen