Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aandrukken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aandrukken from Dutch to French

aandrukken:

aandrukken verb (druk aan, drukt aan, drukte aan, drukten aan, aangedrukt)

  1. aandrukken (vastdrukken)
    presser; serrer; coller; tasser
    • presser verb (presse, presses, pressons, pressez, )
    • serrer verb (serre, serres, serrons, serrez, )
    • coller verb (colle, colles, collons, collez, )
    • tasser verb (tasse, tasses, tassons, tassez, )

Conjugations for aandrukken:

o.t.t.
  1. druk aan
  2. drukt aan
  3. drukt aan
  4. drukken aan
  5. drukken aan
  6. drukken aan
o.v.t.
  1. drukte aan
  2. drukte aan
  3. drukte aan
  4. drukten aan
  5. drukten aan
  6. drukten aan
v.t.t.
  1. heb aangedrukt
  2. hebt aangedrukt
  3. heeft aangedrukt
  4. hebben aangedrukt
  5. hebben aangedrukt
  6. hebben aangedrukt
v.v.t.
  1. had aangedrukt
  2. had aangedrukt
  3. had aangedrukt
  4. hadden aangedrukt
  5. hadden aangedrukt
  6. hadden aangedrukt
o.t.t.t.
  1. zal aandrukken
  2. zult aandrukken
  3. zal aandrukken
  4. zullen aandrukken
  5. zullen aandrukken
  6. zullen aandrukken
o.v.t.t.
  1. zou aandrukken
  2. zou aandrukken
  3. zou aandrukken
  4. zouden aandrukken
  5. zouden aandrukken
  6. zouden aandrukken
diversen
  1. druk aan!
  2. drukt aan!
  3. aangedrukt
  4. aandrukkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aandrukken:

NounRelated TranslationsOther Translations
coller aanlijmen; aanplakken; lijmen; vastlijmen; vastplakken
serrer aanschroeven; vastschroeven
tasser aanplempen
VerbRelated TranslationsOther Translations
coller aandrukken; vastdrukken aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aanbakken; aanbranden; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; iets vastkleven; inplakken; kitten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; samenplakken; vasthechten; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastzetten
presser aandrukken; vastdrukken aandringen; aanhouden; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; omwoelen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
serrer aandrukken; vastdrukken aandraaien; aanschroeven; aantrekken; comprimeren; dichtdraaien; dichtknijpen; dichtschroeven; dichttrekken; door draaien vastmaken; drukken; klemmen; klemzetten; knellen; knuffelen; liefkozen; met gespannen voorwerp omsluiten; omklemmen; omspannen; oprekken; overspannen; rekken; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; vastdraaien; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastknijpen; vastschroeven
tasser aandrukken; vastdrukken ineen duwen; proppen