Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. opflikkeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opflikkeren from Dutch to French

opflikkeren:

opflikkeren verb (flikker op, flikkert op, flikkerde op, flikkerden op, opgeflikkerd)

  1. opflikkeren (oprotten)

Conjugations for opflikkeren:

o.t.t.
  1. flikker op
  2. flikkert op
  3. flikkert op
  4. flikkeren op
  5. flikkeren op
  6. flikkeren op
o.v.t.
  1. flikkerde op
  2. flikkerde op
  3. flikkerde op
  4. flikkerden op
  5. flikkerden op
  6. flikkerden op
v.t.t.
  1. ben opgeflikkerd
  2. bent opgeflikkerd
  3. is opgeflikkerd
  4. zijn opgeflikkerd
  5. zijn opgeflikkerd
  6. zijn opgeflikkerd
v.v.t.
  1. was opgeflikkerd
  2. was opgeflikkerd
  3. was opgeflikkerd
  4. waren opgeflikkerd
  5. waren opgeflikkerd
  6. waren opgeflikkerd
o.t.t.t.
  1. zal opflikkeren
  2. zult opflikkeren
  3. zal opflikkeren
  4. zullen opflikkeren
  5. zullen opflikkeren
  6. zullen opflikkeren
o.v.t.t.
  1. zou opflikkeren
  2. zou opflikkeren
  3. zou opflikkeren
  4. zouden opflikkeren
  5. zouden opflikkeren
  6. zouden opflikkeren
diversen
  1. flikker op!
  2. flikkert op!
  3. opgeflikkerd
  4. opflikkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opflikkeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ficher le camp opflikkeren; oprotten 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; hem smeren; inrukken; met de noorderzon vertrekken; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; vluchten; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken
foutre le camp opflikkeren; oprotten inmaken; inpekelen; inzouten; opkrassen; opzouten

Wiktionary Translations for opflikkeren:

opflikkeren