Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. tenietdoen:
  2. teniet doen:
  3. te niet doen:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tenietdoen from Dutch to French

tenietdoen:

tenietdoen verb

  1. tenietdoen (delgen; vernietigen)
    annuler
    • annuler verb (annule, annules, annulons, annulez, )

Translation Matrix for tenietdoen:

NounRelated TranslationsOther Translations
annuler afbestellen; annuleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
annuler delgen; tenietdoen; vernietigen afbestellen; afblazen; afgelasten; afspraak afzeggen; afzeggen; annuleren; bedanken; danken; intrekken; nietig verklaren; nullificeren; omruilen; omwisselen; ondervangen; ongedaan maken; ongeldig maken; opheffen; retourneren; ruilen; te niet doen; teniet doen; terugbrengen; terugdraaien; teruggeven; terugschroeven; terugzenden; verijdelen; vernietigen; verwijderen; verwisselen; wisselen
- nietig maken; nietig verklaren; ontkrachten

Wiktionary Translations for tenietdoen:

tenietdoen
Cross Translation:
FromToVia
tenietdoen annuler; défaire undo — to reverse

teniet doen:

teniet doen verb

  1. teniet doen (opheffen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen)
    annuler; supprimer; liquider; dénouer; décrocher; annihiler; lever; fermer; déboutonner
    • annuler verb (annule, annules, annulons, annulez, )
    • supprimer verb (supprime, supprimes, supprimons, supprimez, )
    • liquider verb (liquide, liquides, liquidons, liquidez, )
    • dénouer verb (dénoue, dénoues, dénouons, dénouez, )
    • décrocher verb (décroche, décroches, décrochons, décrochez, )
    • annihiler verb (annihile, annihiles, annihilons, annihilez, )
    • lever verb (lève, lèves, levons, levez, )
    • fermer verb (ferme, fermes, fermons, fermez, )
    • déboutonner verb (déboutonne, déboutonnes, déboutonnons, déboutonnez, )
  2. teniet doen (opheffen; terugdraaien; nullificeren; vernietigen; ondervangen)
    annuler
    • annuler verb (annule, annules, annulons, annulez, )

Translation Matrix for teniet doen:

NounRelated TranslationsOther Translations
annuler afbestellen; annuleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
annihiler nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen te niet doen
annuler nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; terugdraaien; verijdelen; vernietigen afbestellen; afblazen; afgelasten; afspraak afzeggen; afzeggen; annuleren; bedanken; danken; delgen; intrekken; nietig verklaren; omruilen; omwisselen; ongedaan maken; ongeldig maken; retourneren; ruilen; te niet doen; tenietdoen; terugbrengen; terugdraaien; teruggeven; terugschroeven; terugzenden; vernietigen; verwijderen; verwisselen; wisselen
déboutonner nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen detacheren; loshaken; losknopen; ontknopen; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; openstellen; tewerkstellen; toegankelijk maken; uitzenden; vrijgeven
décrocher nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afhaken; afkoppelen; afvallen; afzeggen; afzien van; eruitstappen; loshaken; opgeven; ophouden; stoppen
dénouer nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen detacheren; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontsluiten; ontwarren; opendoen; openen; openmaken; openstellen; oplossen; scheiden; toegankelijk maken; tornen; uit de war halen; uit elkaar halen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; vrijgeven
fermer nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afbakenen; afgrendelen; afpalen; afsluiten; afzetten; begrenzen; blokkeren; borgen; dicht maken; dichtbinden; dichtdoen; dichtdraaien; dichtmaken; grendelen; locken; naar einde toewerken; omlijnen; op slot doen; op slot zetten; sluiten; stremmen; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; vergrendelen
lever nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen aanwassen; afhalen; afnemen; bliksemen; expanderen; gaan staan; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de hoogte steken; lichten; meenemen; met een spil omhoogwerken; met een takel ophijsen; naar boven tillen; naar boven trekken; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogstijgen; openen; ophalen; opheffen; ophijsen; opstaan; optillen; opzwellen; rijzen; stijgen; takelen; tillen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; verheffen; vermeerderen; verruimen; verwijden; weerlichten; weghalen; wegnemen; zwellen
liquider nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afbreken; afmaken; bergen; breken; doden; doodmaken; doodslaan; effenen; egaliseren; koudmaken; liquideren; neerhalen; ombrengen; omverhalen; opdoeken; opheffen; opruimen; slopen; uit de weg ruimen; uit elkaar halen; uitroeien; uitverkopen; van kant maken; vereffenen; vermoorden
supprimer nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afbestellen; afbreken; afgelasten; afkrijgen; afmaken; afronden; afschaffen; afschrijven; afwerken; afzeggen; annuleren; beëindigen; breken; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; intrekken; klaarkrijgen; klaarmaken; liquideren; neerhalen; nietig verklaren; ombrengen; omverhalen; opbreken; opdoeken; opheffen; slopen; uit elkaar halen; uitroeien; van kant maken; vermoorden; verwijderen; volbrengen; volmaken; voltooien; zuur opbreken

te niet doen:

te niet doen verb (doe te niet, doet te niet, deed te niet, deden te niet, te niet gedaan)

  1. te niet doen
    annihiler; annuler; réduire à néant
    • annihiler verb (annihile, annihiles, annihilons, annihilez, )
    • annuler verb (annule, annules, annulons, annulez, )

Conjugations for te niet doen:

o.t.t.
  1. doe te niet
  2. doet te niet
  3. doet te niet
  4. doen te niet
  5. doen te niet
  6. doen te niet
o.v.t.
  1. deed te niet
  2. deed te niet
  3. deed te niet
  4. deden te niet
  5. deden te niet
  6. deden te niet
v.t.t.
  1. heb te niet gedaan
  2. hebt te niet gedaan
  3. heeft te niet gedaan
  4. hebben te niet gedaan
  5. hebben te niet gedaan
  6. hebben te niet gedaan
v.v.t.
  1. had te niet gedaan
  2. had te niet gedaan
  3. had te niet gedaan
  4. hadden te niet gedaan
  5. hadden te niet gedaan
  6. hadden te niet gedaan
o.t.t.t.
  1. zal te niet doen
  2. zult te niet doen
  3. zal te niet doen
  4. zullen te niet doen
  5. zullen te niet doen
  6. zullen te niet doen
o.v.t.t.
  1. zou te niet doen
  2. zou te niet doen
  3. zou te niet doen
  4. zouden te niet doen
  5. zouden te niet doen
  6. zouden te niet doen
en verder
  1. ben te niet gedaan
  2. bent te niet gedaan
  3. is te niet gedaan
  4. zijn te niet gedaan
  5. zijn te niet gedaan
  6. zijn te niet gedaan
diversen
  1. doe te niet!
  2. doet te niet!
  3. te niet gedaan
  4. te niet doend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for te niet doen:

NounRelated TranslationsOther Translations
annuler afbestellen; annuleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
annihiler te niet doen nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen
annuler te niet doen afbestellen; afblazen; afgelasten; afspraak afzeggen; afzeggen; annuleren; bedanken; danken; delgen; intrekken; nietig verklaren; nullificeren; omruilen; omwisselen; ondervangen; ongedaan maken; ongeldig maken; opheffen; retourneren; ruilen; teniet doen; tenietdoen; terugbrengen; terugdraaien; teruggeven; terugschroeven; terugzenden; verijdelen; vernietigen; verwijderen; verwisselen; wisselen
réduire à néant te niet doen