Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. dramatiseren:


Dutch

Detailed Translations for dramatiseren from Dutch to French

dramatiseren:

dramatiseren verb (dramatiseer, dramatiseert, dramatiseerde, dramatiseerden, gedramatiseerd)

  1. dramatiseren
    dramatiser; jouer; feindre; simuler; jouer la comédie
    • dramatiser verb (dramatise, dramatises, dramatisons, dramatisez, )
    • jouer verb (joue, joues, jouons, jouez, )
    • feindre verb (feins, feint, feignons, feignez, )
    • simuler verb (simule, simules, simulons, simulez, )

Conjugations for dramatiseren:

o.t.t.
  1. dramatiseer
  2. dramatiseert
  3. dramatiseert
  4. dramatiseren
  5. dramatiseren
  6. dramatiseren
o.v.t.
  1. dramatiseerde
  2. dramatiseerde
  3. dramatiseerde
  4. dramatiseerden
  5. dramatiseerden
  6. dramatiseerden
v.t.t.
  1. heb gedramatiseerd
  2. hebt gedramatiseerd
  3. heeft gedramatiseerd
  4. hebben gedramatiseerd
  5. hebben gedramatiseerd
  6. hebben gedramatiseerd
v.v.t.
  1. had gedramatiseerd
  2. had gedramatiseerd
  3. had gedramatiseerd
  4. hadden gedramatiseerd
  5. hadden gedramatiseerd
  6. hadden gedramatiseerd
o.t.t.t.
  1. zal dramatiseren
  2. zult dramatiseren
  3. zal dramatiseren
  4. zullen dramatiseren
  5. zullen dramatiseren
  6. zullen dramatiseren
o.v.t.t.
  1. zou dramatiseren
  2. zou dramatiseren
  3. zou dramatiseren
  4. zouden dramatiseren
  5. zouden dramatiseren
  6. zouden dramatiseren
diversen
  1. dramatiseer!
  2. dramatiseert!
  3. gedramatiseerd
  4. dramatiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dramatiseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dramatiser dramatiseren acteren; doen alsof; spelen; toneelspelen; zich aanstellen
feindre dramatiseren acteren; beweren; doen alsof; fingeren; huichelen; iemand begunstigen; pretenderen; simuleren; spelen; stellen; toneelspelen; veinzen; verklaren; voorgeven; voorschuiven; voorspiegelen; voortrekken; voorwenden; zich aanstellen
jouer dramatiseren acteren; doen alsof; een gok wagen; een rol vertolken; gokken; komedie spelen; met aandelen spelen; met geld spelen; opspelen; opspelen kaartspel; optreden; performen; speculeren; spelen; tokkelen; toneelspelen; zich aanstellen
jouer la comédie dramatiseren acteren; doen alsof; spelen; toneelspelen; zich aanstellen
simuler dramatiseren acteren; beweren; doen alsof; fingeren; huichelen; pretenderen; simuleren; spelen; stellen; toneelspelen; veinzen; verklaren; voorgeven; voorwenden; zich aanstellen