Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. fabricage:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for fabricage from Dutch to French

fabricage:

fabricage [de ~ (v)] noun

  1. de fabricage (constructie)
    la construction; la fabrication
  2. de fabricage (vervaardiging; maken; productie)
    la réalisation; la fabrication; l'élaboration; la production; la confection
  3. de fabricage (productie)
    la production; la fabrication

Translation Matrix for fabricage:

NounRelated TranslationsOther Translations
confection fabricage; maken; productie; vervaardiging confectie; confectie-industrie; confectiekleding
construction constructie; fabricage aanleggen; assemblage; assembleren; bebouwing; bouw; bouwsector; bouwsel; bouwwerk; constitutie; constructie; gebouw; gestel; grondlegging; lichaamsbouw; montage; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; pand; samengesteld geheel; samenstelling; samenvoeging; structuur; systeem
fabrication constructie; fabricage; maken; productie; vervaardiging aanmaak; aanmaken; creatie; creëren; fabricatie; fabriceren; fabrikaat; maak; maaksel; makelij; maken; merk; produceren; product; scheppen; schepping; vervaardigen; vervaardiging
production fabricage; maken; productie; vervaardiging aanmaak; fabricatie; oogst; opbrengst van een gewas; pennenvrucht; productie; uitvoer
réalisation fabricage; maken; productie; vervaardiging aanmaken; benul; besef; bewustzijn; executie; fabricatie; fabriceren; invullen; invulling; maken; notie; prestatie; produceren; productie; realisatie; tenuitvoerlegging; totstandkoming; uitvoeren; uitvoering; verrichting; vervaardigen; vervaardiging; vervulling; verwerkelijking; verwezenlijking; volbrengen; voltrekking
élaboration fabricage; maken; productie; vervaardiging

Wiktionary Translations for fabricage:

fabricage
noun
  1. techniek|nld (machinale) productie (in een fabriek)