Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. liegen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for liegen from Dutch to French

liegen:

liegen verb (lieg, liegt, loog, logen, gelogen)

  1. liegen (jokken)
    mentir; fabuler; inventer des histoires; raconter des histoires
    • mentir verb (mens, ment, mentons, mentez, )
    • fabuler verb (fabule, fabules, fabulons, fabulez, )

Conjugations for liegen:

o.t.t.
  1. lieg
  2. liegt
  3. liegt
  4. liegen
  5. liegen
  6. liegen
o.v.t.
  1. loog
  2. loog
  3. loog
  4. logen
  5. logen
  6. logen
v.t.t.
  1. heb gelogen
  2. hebt gelogen
  3. heeft gelogen
  4. hebben gelogen
  5. hebben gelogen
  6. hebben gelogen
v.v.t.
  1. had gelogen
  2. had gelogen
  3. had gelogen
  4. hadden gelogen
  5. hadden gelogen
  6. hadden gelogen
o.t.t.t.
  1. zal liegen
  2. zult liegen
  3. zal liegen
  4. zullen liegen
  5. zullen liegen
  6. zullen liegen
o.v.t.t.
  1. zou liegen
  2. zou liegen
  3. zou liegen
  4. zouden liegen
  5. zouden liegen
  6. zouden liegen
diversen
  1. lieg!
  2. liegt!
  3. gelogen
  4. liegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for liegen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fabuler jokken; liegen bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
inventer des histoires jokken; liegen
mentir jokken; liegen voorjokken; voorliegen
raconter des histoires jokken; liegen voorjokken; voorliegen

Related Definitions for "liegen":

  1. niet de waarheid zeggen1
    • het is niet waar, je liegt1

Wiktionary Translations for liegen:

liegen
verb
  1. met opzet feiten vertellen die niet de waarheid zijn maar wel als dusdanig worden gepresenteerd
liegen
verb
  1. Sens intransitif

Cross Translation:
FromToVia
liegen mentir lie — tell an intentional untruth
liegen mentir; broder lügen — vorsätzlich nicht die Wahrheit sagen