Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. omgebogen:
  2. ombuigen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for omgebogen from Dutch to French

omgebogen:

omgebogen adj

  1. omgebogen

Translation Matrix for omgebogen:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
courbé omgebogen concaaf; gebogen; gekromd; holrond; krom; verbogen; voorovergebogen

ombuigen:

ombuigen verb (buig om, buigt om, boog om, bogen om, omgebogen)

  1. ombuigen (krom buigen; verbuigen)
    infléchir; courber; plier; économiser; replier; incurver
    • infléchir verb (infléchis, infléchit, infléchissons, infléchissez, )
    • courber verb (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • plier verb (plie, plies, plions, pliez, )
    • économiser verb (économise, économises, économisons, économisez, )
    • replier verb (replie, replies, replions, repliez, )
    • incurver verb
  2. ombuigen (doen buigen)
    altérer; changer; renverser; modifier
    • altérer verb (altère, altères, altérons, altérez, )
    • changer verb (change, changes, changeons, changez, )
    • renverser verb (renverse, renverses, renversons, renversez, )
    • modifier verb (modifie, modifies, modifions, modifiez, )

Conjugations for ombuigen:

o.t.t.
  1. buig om
  2. buigt om
  3. buigt om
  4. buigen om
  5. buigen om
  6. buigen om
o.v.t.
  1. boog om
  2. boog om
  3. boog om
  4. bogen om
  5. bogen om
  6. bogen om
v.t.t.
  1. heb omgebogen
  2. hebt omgebogen
  3. heeft omgebogen
  4. hebben omgebogen
  5. hebben omgebogen
  6. hebben omgebogen
v.v.t.
  1. had omgebogen
  2. had omgebogen
  3. had omgebogen
  4. hadden omgebogen
  5. hadden omgebogen
  6. hadden omgebogen
o.t.t.t.
  1. zal ombuigen
  2. zult ombuigen
  3. zal ombuigen
  4. zullen ombuigen
  5. zullen ombuigen
  6. zullen ombuigen
o.v.t.t.
  1. zou ombuigen
  2. zou ombuigen
  3. zou ombuigen
  4. zouden ombuigen
  5. zouden ombuigen
  6. zouden ombuigen
en verder
  1. ben omgebogen
  2. bent omgebogen
  3. is omgebogen
  4. zijn omgebogen
  5. zijn omgebogen
  6. zijn omgebogen
diversen
  1. buig om!
  2. buigt om!
  3. omgebogen
  4. ombuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ombuigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
altérer doen buigen; ombuigen afwisselen; amenderen; hervormen; herzien; inwisselen; modificeren; omruilen; omwerken; omwisselen; reformeren; ruilen; veranderen; verruilen; verwisselen; verwringen; wijzigen; wisselen
changer doen buigen; ombuigen aflossen; afwisselen; amenderen; converteren; door elkaar schudden; hernieuwen; herstellen; herzien; husselen; hutselen; inruilen; inwisselen; kenteren; modificeren; omruilen; omvormen; omwerken; omwisselen; omzetten; overstappen; remplaceren; renoveren; reorganiseren; ruilen; uitwisselen; veranderen; verbeteren; vernieuwen; verruilen; vervangen; vervormen; verwisselen; wijzigen; wisselen
courber krom buigen; ombuigen; verbuigen buigen; doorbuigen; doorzakken; eer betuigen; krom buigen; krombuigen; krommen; neigen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; uitwringen; welven; wringen
incurver krom buigen; ombuigen; verbuigen
infléchir krom buigen; ombuigen; verbuigen
modifier doen buigen; ombuigen afwisselen; amenderen; bewerken; converteren; hervormen; herzien; modificeren; nuanceren; omruilen; omvormen; omwerken; omwisselen; omzetten; reformeren; reorganiseren; ruilen; veranderen; vervormen; verwisselen; wijzigen; wisselen
plier krom buigen; ombuigen; verbuigen buigen; eer betuigen; krom buigen; krommen; neigen; omknikken; omvouwen; ontvouwen; openspreiden; openvouwen; opvouwen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; plooien; samenvouwen; ten dele vouwen; tenderen naar; toevouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; uitwringen; vouwen; welven; wringen
renverser doen buigen; ombuigen amenderen; buitelen; dompen; duikelen; herzien; kantelen; keren; kiepen; modificeren; omblazen; omduwen; omgieten; omgooien; omkeren; omkiepen; omkieperen; omspringen; omstoten; omver kiepen; omvergooien; omverrijden; omverslaan; omverspringen; omverstoten; omvertrekken; omverwaaien; omverwerpen; omwaaien; omwerken; omwerpen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overheen rijden; overkiepen; overrijden; ten val brengen; ten val komen; teruggaan; vallen; veranderen; wijzigen; wippen
replier krom buigen; ombuigen; verbuigen binnenwaarts vouwen; invouwen; opklappen; opvouwen; vouwen
économiser krom buigen; ombuigen; verbuigen besparen; bezuinigen; bijeenzamelen; geld besparen; korten; matigen; minder gebruiken; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; opsparen; sparen; vergaren; verzamelen; zuinig zijn
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
modifier wijzigen