Summary


Dutch

Detailed Translations for omlaagbrengen from Dutch to French

omlaagbrengen:

omlaagbrengen verb (breng omlaag, brengt omlaag, bracht omlaag, brachten omlaag, omlaaggebracht)

  1. omlaagbrengen
    baisser; descendre; nuire; abaisser; ravaler; se rabaisser; se déprécier
    • baisser verb (baisse, baisses, baissons, baissez, )
    • descendre verb (descends, descend, descendons, descendez, )
    • nuire verb (nuis, nuit, nuisons, nuisez, )
    • abaisser verb (abaisse, abaisses, abaissons, abaissez, )
    • ravaler verb (ravale, ravales, ravalons, ravalez, )

Conjugations for omlaagbrengen:

o.t.t.
  1. breng omlaag
  2. brengt omlaag
  3. brengt omlaag
  4. brengen omlaag
  5. brengen omlaag
  6. brengen omlaag
o.v.t.
  1. bracht omlaag
  2. bracht omlaag
  3. bracht omlaag
  4. brachten omlaag
  5. brachten omlaag
  6. brachten omlaag
v.t.t.
  1. heb omlaaggebracht
  2. hebt omlaaggebracht
  3. heeft omlaaggebracht
  4. hebben omlaaggebracht
  5. hebben omlaaggebracht
  6. hebben omlaaggebracht
v.v.t.
  1. had omlaaggebracht
  2. had omlaaggebracht
  3. had omlaaggebracht
  4. hadden omlaaggebracht
  5. hadden omlaaggebracht
  6. hadden omlaaggebracht
o.t.t.t.
  1. zal omlaagbrengen
  2. zult omlaagbrengen
  3. zal omlaagbrengen
  4. zullen omlaagbrengen
  5. zullen omlaagbrengen
  6. zullen omlaagbrengen
o.v.t.t.
  1. zou omlaagbrengen
  2. zou omlaagbrengen
  3. zou omlaagbrengen
  4. zouden omlaagbrengen
  5. zouden omlaagbrengen
  6. zouden omlaagbrengen
en verder
  1. ben omlaaggebracht
  2. bent omlaaggebracht
  3. is omlaaggebracht
  4. zijn omlaaggebracht
  5. zijn omlaaggebracht
  6. zijn omlaaggebracht
diversen
  1. breng omlaag!
  2. brengt omlaag!
  3. omlaaggebracht
  4. omlaagbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omlaagbrengen:

NounRelated TranslationsOther Translations
abaisser wegzakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
abaisser omlaagbrengen afbreken; breken; denigreren; erafhalen; fel bekritiseren; kleineren; neerbrengen; neerhalen; niveau verlagen; omlaaghalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen
baisser omlaagbrengen achteruitgaan; afnemen; beperken; besparen; bezuinigen; dalen; declineren; dimmen; inkrimpen; inperken; kelderen; kleiner worden; korten; krimpen; lager maken; matigen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen; zakken
descendre omlaagbrengen afdalen; afklimmen; afkomen; aflopen; afmaken; afrijden; afstappen; afstijgen; afzetten; dalen; doden; doodmaken; doodschieten; doodslaan; doodvonnis uitvoeren; eraf klimmen; eraf rijden; erafklimmen; executeren; inkrimpen; kleiner worden; lager worden; landen; laten uitstappen; liquideren; naar beneden brengen; naar beneden dragen; naar beneden gaan; naar beneden klimmen; naar beneden lopen; naar beneden rijden; naar beneden tillen; naarbeneden glijden; neer laten zakken; neerbrengen; neergaan; neerhalen; neerkomen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; omlaag gaan; omlaag klauteren; omlaagdragen; omlaaggaan; omlaagklauteren; omlaagrijden; omlaagstappen; omlaagtillen; op de grond komen; overhoopschieten; schieten op; slinken; terechtkomen; van kant maken; vergaan; verlopen; vermoorden; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
nuire omlaagbrengen aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezoedelen; duperen; eer door het slijk halen; kwaad doen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden
ravaler omlaagbrengen afbikken; kleiner maken; verkleinen; wegbikken
se déprécier omlaagbrengen
se rabaisser omlaagbrengen