Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. schooierig:


Dutch

Detailed Translations for schooierig from Dutch to French

schooierig:

schooierig adj

  1. schooierig (armzalig; pover; luizig; armoedig)

Translation Matrix for schooierig:

NounRelated TranslationsOther Translations
misérable deugniet; ellendeling; etter; etterbak; fielt; flierefluiter; geitenbreier; guit; klier; kreng; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; mispunt; naarling; nietsnut; pauper; rakker; rotzak; schoft; schurk; slampamper; slapkous; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; stuk ongeluk
ModifierRelated TranslationsOther Translations
maigre armoedig; armzalig; luizig; pover; schooierig armelijk; armoedig; armzalig; benig; berooid; droog; dun; fijn; fijngebouwd; geen vet op de botten hebbende; halfvet; iel; ingevallen; karig; laagcalorisch; lang en dun; lichtgebouwd; luttel; mager; piekerig; pover; rank; schamel; schraal; schriel; slank; spinachtig; sprietig; tenger; vetarm; vetloos; weinig
minable armoedig; armzalig; luizig; pover; schooierig achterbaks; armoedig; armzalig; bar; bedonderd; belazerd; deerniswekkend; diep ongelukkig; doortrapt; droog; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; haveloos; in het geniep; leep; listig; pover; rampzalig; schamel; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; verlopen
misérable armoedig; armzalig; luizig; pover; schooierig akelig; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; bedonderd; belazerd; beroerd; deerniswekkend; deplorabel; diep ongelukkig; droog; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; flodderig; funest; futloos; haveloos; hokkerig; karig; kwijnend; lamlendig; lamzalig; lusteloos; mager; mat; meelijwekkend; miserabel; naar; noodlottig; ongelukkig; pover; rampzalig; schamel; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; slap; verlopen
pauvre armoedig; armzalig; luizig; pover; schooierig arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; behoeftig; bekaaid; berooid; deerlijk; deplorabel; dor; droog; ellendig; er bekaaid afkomen; flodderig; haveloos; hokkerig; inferieur; karig; kommerlijk; mager; meelijwekkend; minderwaardig; minvermogend; miserabel; noodlijdend; onbemiddeld; ondermaats; ondeugdelijk; ongegoed; onvermogend; pover; schamel; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; slecht; tweederangs; verlopen; zwak
pouilleux armoedig; armzalig; luizig; pover; schooierig