Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. slenteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for slenteren from Dutch to French

slenteren:

slenteren verb (slenter, slentert, slenterde, slenterden, geslenterd)

  1. slenteren (kuieren; wandelen; lopen; rondslenteren)
  2. slenteren (drentelen)
    flâner; traîner; baguenauder; se balader
    • flâner verb (flâne, flânes, flânons, flânez, )
    • traîner verb (traîne, traînes, traînons, traînez, )
    • baguenauder verb (baguenaude, baguenaudes, baguenaudons, baguenaudez, )
    • se balader verb

Conjugations for slenteren:

o.t.t.
  1. slenter
  2. slentert
  3. slentert
  4. slenteren
  5. slenteren
  6. slenteren
o.v.t.
  1. slenterde
  2. slenterde
  3. slenterde
  4. slenterden
  5. slenterden
  6. slenterden
v.t.t.
  1. heb geslenterd
  2. hebt geslenterd
  3. heeft geslenterd
  4. hebben geslenterd
  5. hebben geslenterd
  6. hebben geslenterd
v.v.t.
  1. had geslenterd
  2. had geslenterd
  3. had geslenterd
  4. hadden geslenterd
  5. hadden geslenterd
  6. hadden geslenterd
o.t.t.t.
  1. zal slenteren
  2. zult slenteren
  3. zal slenteren
  4. zullen slenteren
  5. zullen slenteren
  6. zullen slenteren
o.v.t.t.
  1. zou slenteren
  2. zou slenteren
  3. zou slenteren
  4. zouden slenteren
  5. zouden slenteren
  6. zouden slenteren
en verder
  1. ben geslenterd
  2. bent geslenterd
  3. is geslenterd
  4. zijn geslenterd
  5. zijn geslenterd
  6. zijn geslenterd
diversen
  1. slenter!
  2. slentert!
  3. geslenterd
  4. slenterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for slenteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
baguenauder drentelen; slenteren
faire un tour kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; rondrijden; rondtoeren; vertreden
flâner drentelen; slenteren banjeren; flaneren; lanterfanten; leeglopen; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlopen; rondlummelen; rondslenteren; rondwandelen; sjokken; verdwaald zijn; voortsukkelen; vrijlopen
se balader drentelen; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; flaneren
se promener kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen rondlopen; rondwaren; rondzwalken
traîner drentelen; slenteren aanslepen; aarzelen; dralen; drentelen; dubben; flaneren; gebukt gaan onder; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlopen; rondlummelen; rondslenteren; rondslingeren; rondwandelen; sjouwen; slepen; sleuren; slingeren; talmen; teuten; torsen; trekken; treuzelen; verdwaald zijn; versjouwen; verslepen; voorttrekken; weifelen; zeulen

Related Words for "slenteren":

  • slenter

Wiktionary Translations for slenteren:

slenteren
Cross Translation:
FromToVia
slenteren déambuler amble — to stroll or walk slowly and leisurely
slenteren flâner; se promener; se balader stroll — wander on foot

slenter:


Related Words for "slenter":