Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. triomferen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for triomferen from Dutch to French

triomferen:

triomferen verb (triomfeer, triomfeert, triomfeerde, triomfeerden, getriomfeerd)

  1. triomferen (zegepralen)
    triompher
    • triompher verb (triomphe, triomphes, triomphons, triomphez, )

Conjugations for triomferen:

o.t.t.
  1. triomfeer
  2. triomfeert
  3. triomfeert
  4. triomferen
  5. triomferen
  6. triomferen
o.v.t.
  1. triomfeerde
  2. triomfeerde
  3. triomfeerde
  4. triomfeerden
  5. triomfeerden
  6. triomfeerden
v.t.t.
  1. heb getriomfeerd
  2. hebt getriomfeerd
  3. heeft getriomfeerd
  4. hebben getriomfeerd
  5. hebben getriomfeerd
  6. hebben getriomfeerd
v.v.t.
  1. had getriomfeerd
  2. had getriomfeerd
  3. had getriomfeerd
  4. hadden getriomfeerd
  5. hadden getriomfeerd
  6. hadden getriomfeerd
o.t.t.t.
  1. zal triomferen
  2. zult triomferen
  3. zal triomferen
  4. zullen triomferen
  5. zullen triomferen
  6. zullen triomferen
o.v.t.t.
  1. zou triomferen
  2. zou triomferen
  3. zou triomferen
  4. zouden triomferen
  5. zouden triomferen
  6. zouden triomferen
en verder
  1. ben getriomfeerd
  2. bent getriomfeerd
  3. is getriomfeerd
  4. zijn getriomfeerd
  5. zijn getriomfeerd
  6. zijn getriomfeerd
diversen
  1. triomfeer!
  2. triomfeert!
  3. getriomfeerd
  4. triomferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for triomferen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
triompher triomferen; zegepralen de overwinning behalen; jubelen; juichen; overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen; zegevieren

Wiktionary Translations for triomferen:

triomferen
verb
  1. intr|nld de overwinning (triomf) behalen of behaald hebben, zegevieren

Cross Translation:
FromToVia
triomferen triompher triumph — to prevail over rivals