Summary


Dutch

Detailed Translations for voortbestaan from Dutch to French

voortbestaan:

voortbestaan verb (besta voort, bestaat voort, bestond voort, bestonden voort, voortbestaan)

  1. voortbestaan (voortduren; aanhouden)
    durer; persister; continuer; endurer; persévérer; supporter; résister; subsister; tenir le coup; tenir jusqu'au bout
    • durer verb (dure, dures, durons, durez, )
    • persister verb (persiste, persistes, persistons, persistez, )
    • continuer verb (continue, continues, continuons, continuez, )
    • endurer verb (endure, endures, endurons, endurez, )
    • persévérer verb (persévère, persévères, persévérons, persévérez, )
    • supporter verb (supporte, supportes, supportons, supportez, )
    • résister verb (résiste, résistes, résistons, résistez, )
    • subsister verb (subsiste, subsistes, subsistons, subsistez, )

Conjugations for voortbestaan:

o.t.t.
  1. besta voort
  2. bestaat voort
  3. bestaat voort
  4. bestaan voort
  5. bestaan voort
  6. bestaan voort
o.v.t.
  1. bestond voort
  2. bestond voort
  3. bestond voort
  4. bestonden voort
  5. bestonden voort
  6. bestonden voort
v.t.t.
  1. ben voortbestaan
  2. bent voortbestaan
  3. is voortbestaan
  4. zijn voortbestaan
  5. zijn voortbestaan
  6. zijn voortbestaan
v.v.t.
  1. was voortbestaan
  2. was voortbestaan
  3. was voortbestaan
  4. waren voortbestaan
  5. waren voortbestaan
  6. waren voortbestaan
o.t.t.t.
  1. zal voortbestaan
  2. zult voortbestaan
  3. zal voortbestaan
  4. zullen voortbestaan
  5. zullen voortbestaan
  6. zullen voortbestaan
o.v.t.t.
  1. zou voortbestaan
  2. zou voortbestaan
  3. zou voortbestaan
  4. zouden voortbestaan
  5. zouden voortbestaan
  6. zouden voortbestaan
diversen
  1. besta voort!
  2. bestaat voort!
  3. voortbestaan
  4. voortbestaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

voortbestaan [het ~] noun

  1. het voortbestaan (overleven; voortleven)
    la survie

Translation Matrix for voortbestaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
supporter aanhanger; fan; supporter; voorstander
survie overleven; voortbestaan; voortleven levensbehoud
VerbRelated TranslationsOther Translations
continuer aanhouden; voortbestaan; voortduren aanhouden; avanceren; continueren; daarnaast doen; doorgaan; doorlopen; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; een stapje verder gaan; harden; prolongeren; standhouden; uithouden; uitzingen; verder doen; verder lopen; verdergaan; verdragen; verduren; vervolgen; volharden; volhouden; voortgaan; voortzetten
durer aanhouden; voortbestaan; voortduren aanhouden; continueren; doorgaan; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten
endurer aanhouden; voortbestaan; voortduren doorgaan; doorleven; doormaken; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; harden; lijden; standhouden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volharden; volhouden
persister aanhouden; voortbestaan; voortduren aanhouden; avanceren; continueren; doorgaan; doorlopen; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; harden; standhouden; uithouden; uitzingen; verder lopen; verdergaan; verdragen; verduren; vervolgen; volharden; volhouden; voortgaan; voortzetten
persévérer aanhouden; voortbestaan; voortduren doordouwen; doorduwen; doorgaan; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; harden; standhouden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volharden; volhouden
résister aanhouden; voortbestaan; voortduren afweren; doorgaan; doorzetten; iets weerstaan; standhouden; verdedigen; verweren; verzet tonen; volharden; volhouden; weerstaan; weren; zich verzetten
subsister aanhouden; voortbestaan; voortduren
supporter aanhouden; voortbestaan; voortduren doorgaan; doorleven; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; gedogen; harden; lijden; standhouden; tolereren; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volharden; volhouden
tenir jusqu'au bout aanhouden; voortbestaan; voortduren doorgaan; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; harden; standhouden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volharden; volhouden
tenir le coup aanhouden; voortbestaan; voortduren doorgaan; doorleven; doorstaan; doorzetten; dragen; dulden; harden; standhouden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volharden; volhouden; zich staande houden

Wiktionary Translations for voortbestaan:

voortbestaan
noun
  1. caractère de ce qui durer toujours, ou très longtemps.