Dutch
Detailed Synonyms for aanpak in Dutch
aanpak:
-
de aanpak
-
de aanpak
aanpak form of aanpakken:
-
aanpakken
-
aanpakken
aanpakken; onderhanden nemen-
onderhanden nemen verb (neem onderhanden, neemt onderhanden, nam onderhanden, namen onderhanden, onderhanden genomen)
-
aanpakken
-
aanpakken
-
aanpakken
spijkers met koppen slaan; aanpakken; doortastend zijn-
spijkers met koppen slaan verb (sla spijkers met koppen, slaat spijkers met koppen, sloeg spijkers met koppen, sloegen spijkers met koppen, spijkers met koppen geslagen)
-
doortastend zijn verb (ben doortastend, bent doortastend, is doortastend, was doortastend, waren doortastend, doortastend geweest)
-
-
aanpakken
– ergens aan beginnen 1 -
aanpakken
– in je handen nemen en vasthouden 1
Conjugations for aanpakken:
o.t.t.
- pak aan
- pakt aan
- pakt aan
- pakken aan
- pakken aan
- pakken aan
o.v.t.
- pakte aan
- pakte aan
- pakte aan
- pakten aan
- pakten aan
- pakten aan
v.t.t.
- heb aangepakt
- hebt aangepakt
- heeft aangepakt
- hebben aangepakt
- hebben aangepakt
- hebben aangepakt
v.v.t.
- had aangepakt
- had aangepakt
- had aangepakt
- hadden aangepakt
- hadden aangepakt
- hadden aangepakt
o.t.t.t.
- zal aanpakken
- zult aanpakken
- zal aanpakken
- zullen aanpakken
- zullen aanpakken
- zullen aanpakken
o.v.t.t.
- zou aanpakken
- zou aanpakken
- zou aanpakken
- zouden aanpakken
- zouden aanpakken
- zouden aanpakken
diversen
- pak aan!
- pakt aan!
- aangepakt
- aanpakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanpakken