Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate afstappen

Synonyms for afstappen in Dutch

Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. afstappen:

Dutch

Detailed Synonyms for afstappen in Dutch

afstappen:

afstappen [znw.] noun

  1. afstappen
    afstappen; afzien van

afstappen verb (stap af, stapt af, stapte af, stapten af, afgestapt)

  1. afstappen
    afstappen; omlaagstappen
    • afstappen verb (stap af, stapt af, stapte af, stapten af, afgestapt)
    • omlaagstappen verb (stap omlaag, stapt omlaag, stapte omlaag, stapten omlaag, omlaaggestapt)

Conjugations for afstappen:

o.t.t.
  1. stap af
  2. stapt af
  3. stapt af
  4. stappen af
  5. stappen af
  6. stappen af
o.v.t.
  1. stapte af
  2. stapte af
  3. stapte af
  4. stapten af
  5. stapten af
  6. stapten af
v.t.t.
  1. ben afgestapt
  2. bent afgestapt
  3. is afgestapt
  4. zijn afgestapt
  5. zijn afgestapt
  6. zijn afgestapt
v.v.t.
  1. was afgestapt
  2. was afgestapt
  3. was afgestapt
  4. waren afgestapt
  5. waren afgestapt
  6. waren afgestapt
o.t.t.t.
  1. zal afstappen
  2. zult afstappen
  3. zal afstappen
  4. zullen afstappen
  5. zullen afstappen
  6. zullen afstappen
o.v.t.t.
  1. zou afstappen
  2. zou afstappen
  3. zou afstappen
  4. zouden afstappen
  5. zouden afstappen
  6. zouden afstappen
diversen
  1. stap af!
  2. stapt af!
  5. afgestapt
  6. afstappende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for afstappen







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0161 seconds
Page rendered in 1.0 seconds