Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate glans

Synonyms for glans in Dutch

Summary

Dutch Synonyms: more detail...

glans:
- schijn; gloed; glans; schijnsel; straling; pracht; luister; praal; pronk; glanslaag; schitteren
glanzen:
- stralen; fonkelen; schijnen; flikkeren; glanzen; sprankelen; twinkelen
- glimmen; glanzen

Dutch

Detailed Synonyms for glans in Dutch

glans:

glans [de ~ (m)] noun

de glans
de schijn; de gloed; de glans; het schijnsel; de straling
- schijn [de ~ (m)] noun
- gloed [de ~ (m)] noun
- glans [de ~ (m)] noun
- schijnsel [het ~] noun
- straling [de ~ (v)] noun
de glans
de pracht; de glans; de luister; de praal; de pronk
- pracht [de ~] noun
- glans [de ~ (m)] noun
- luister [de ~ (m)] noun
- praal [de ~] noun
- pronk [de ~ (m)] noun
de glans
de glans; glanslaag
- glans [de ~ (m)] noun
- glanslaag [znw.] noun
de glans
de gloed; de glans
- gloed [de ~ (m)] noun
- glans [de ~ (m)] noun
de glans
de luister; schitteren; de glans
- luister [de ~ (m)] noun
- schitteren [znw.] noun
- glans [de ~ (m)] noun
de glans

– weerspiegeling van een glad oppervlak ¹
de glans
– weerspiegeling van een glad oppervlak ¹
- glans [de ~ (m)] noun
  - het hout is erg glad: er ligt helemaal een glans over¹

Related Words for "glans":

glansen, glanzen

Alternate Synonyms for "glans":

gloed

Related Definitions for "glans":

weerspiegeling van een glad oppervlak¹
- het hout is erg glad: er ligt helemaal een glans over¹

glanzen:

glanzen verb (glans, glanst, glansde, glansden, geglansd)

glanzen
stralen; fonkelen; schijnen; flikkeren; glanzen; sprankelen; twinkelen
- stralen verb (straal, straalt, straalde, straalden, gestraald)
- fonkelen verb (fonkel, fonkelt, fonkelde, fonkelden, gefonkeld)
- schijnen verb (schijn, schijnt, scheen, schenen, geschenen)
- flikkeren verb (flikker, flikkert, flikkerde, flikkerden, geflikkerd)
- glanzen verb (glans, glanst, glansde, glansden, geglansd)
- sprankelen verb (sprankel, sprankelt, sprankelde, sprankelden, gesprankeld)
- twinkelen verb (twinkel, twinkelt, twinkelde, twinkelden, getwinkeld)

Conjugations for glanzen:

o.t.t.

glans
glanst
glanst
glansen
glansen
glansen

o.v.t.

glansde
glansde
glansde
glansden
glansden
glansden

v.t.t.

heb geglansd
hebt geglansd
heeft geglansd
hebben geglansd
hebben geglansd
hebben geglansd

v.v.t.

had geglansd
had geglansd
had geglansd
hadden geglansd
hadden geglansd
hadden geglansd

o.t.t.t.

zal glanzen
zult glanzen
zal glanzen
zullen glanzen
zullen glanzen
zullen glanzen

o.v.t.t.

zou glanzen
zou glanzen
zou glanzen
zouden glanzen
zouden glanzen
zouden glanzen

en verder

is geglansd
zijn geglansd

diversen

glans!
glanst!
geglansd
glanzend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

glanzen [het ~] noun

het glanzen
glimmen; het glanzen
- glimmen [znw.] noun
- glanzen [het ~] noun

Related Words for "glanzen":

glans

Related Synonyms for glans

glans van zilver

¹Muiswerk Woordenboek