Dutch
Detailed Synonyms for goedpraten in Dutch
goedpraten:
-
goedpraten
Conjugations for goedpraten:
o.t.t.
- praat goed
- praat goed
- praat goed
- praten goed
- praten goed
- praten goed
o.v.t.
- praatte goed
- praatte goed
- praatte goed
- praatten goed
- praatten goed
- praatten goed
v.t.t.
- heb goedgepraat
- hebt goedgepraat
- heeft goedgepraat
- hebben goedgepraat
- hebben goedgepraat
- hebben goedgepraat
v.v.t.
- had goedgepraat
- had goedgepraat
- had goedgepraat
- hadden goedgepraat
- hadden goedgepraat
- hadden goedgepraat
o.t.t.t.
- zal goedpraten
- zult goedpraten
- zal goedpraten
- zullen goedpraten
- zullen goedpraten
- zullen goedpraten
o.v.t.t.
- zou goedpraten
- zou goedpraten
- zou goedpraten
- zouden goedpraten
- zouden goedpraten
- zouden goedpraten
diversen
- praat goed!
- praat goed!
- goedgepraat
- goedpratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze