Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. funderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for funderen from Dutch to Swedish

funderen:

funderen verb (fundeer, fundeert, fundeerde, fundeerden, gefundeerd)

  1. funderen (baseren)
    basera
    • basera verb (baserar, baserade, baserat)
  2. funderen (grondvesten; gronden)
    etablera; lägga grunderna
    • etablera verb (etablerar, etablerade, etablerat)
    • lägga grunderna verb (lägger grunderna, lade grunderna, lagt grunderna)
  3. funderen (onderheien; onderbouwen)
    lägga grunden utav

Conjugations for funderen:

o.t.t.
  1. fundeer
  2. fundeert
  3. fundeert
  4. funderen
  5. funderen
  6. funderen
o.v.t.
  1. fundeerde
  2. fundeerde
  3. fundeerde
  4. fundeerden
  5. fundeerden
  6. fundeerden
v.t.t.
  1. heb gefundeerd
  2. hebt gefundeerd
  3. heeft gefundeerd
  4. hebben gefundeerd
  5. hebben gefundeerd
  6. hebben gefundeerd
v.v.t.
  1. had gefundeerd
  2. had gefundeerd
  3. had gefundeerd
  4. hadden gefundeerd
  5. hadden gefundeerd
  6. hadden gefundeerd
o.t.t.t.
  1. zal funderen
  2. zult funderen
  3. zal funderen
  4. zullen funderen
  5. zullen funderen
  6. zullen funderen
o.v.t.t.
  1. zou funderen
  2. zou funderen
  3. zou funderen
  4. zouden funderen
  5. zouden funderen
  6. zouden funderen
en verder
  1. is gefundeerd
  2. zijn gefundeerd
diversen
  1. fundeer!
  2. fundeert!
  3. gefundeerd
  4. funderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for funderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
basera baseren; funderen begronden
etablera funderen; gronden; grondvesten instellen; invoeren; oprichten; stichten
lägga grunden utav funderen; onderbouwen; onderheien
lägga grunderna funderen; gronden; grondvesten

Wiktionary Translations for funderen:


Cross Translation:
FromToVia
funderen stödja; stötta underpin — To support from below with props or masonry
funderen grunda; instifta fonderasseoir un bâtiment, un édifice sur des fondements.