Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. knobbel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for knobbel from Dutch to Swedish

knobbel:

knobbel [de ~ (m)] noun

  1. de knobbel (buil; bobbel; bult)
    svullnad
  2. de knobbel (talent; capaciteit; bekwaamheid; )
    begåvelse; talang; möjlighet
  3. de knobbel (knoest; kwast)
    kula; knopp; knapp; handtag; knöl; vred
  4. de knobbel (tumor; gezwel)
    tumör

Translation Matrix for knobbel:

NounRelated TranslationsOther Translations
begåvelse aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft
handtag knobbel; knoest; kwast balkgreep; beugel; draagbeugel; greep; handvat in de vorm van stok; hefboom; heft; hengsel; houdgreep; oor; oor van een kopje; steel
knapp knobbel; knoest; kwast drukkertje; knop; knopje; overhemdsknoopje; schakelaar; schakelknop
knopp knobbel; knoest; kwast
knöl knobbel; knoest; kwast bobbel; boerenlul; gek; hobbel; hondsvot; hork; kwetsuur; letsel; lummel; mallerd; malloot; oneffenheid; ongelijkheid; pias; zot; zottin
kula knobbel; knoest; kwast hok; hut; hutje; kogel; pens; spekbuik; voormaag
möjlighet aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft gelegenheid; kans; mogelijkheid
svullnad bobbel; buil; bult; knobbel kwetsuur; letsel; opgezwollen plek; opzetting; zwelling
talang aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft begaafdheden; faculteit
tumör gezwel; knobbel; tumor
vred knobbel; knoest; kwast
ModifierRelated TranslationsOther Translations
knapp eng; nauw; nauwsluitend; smal; smalletjes; strak; van geringe breedte
talang begaafd; begenadigd; getalenteerd; talentrijk; talentvol

Related Words for "knobbel":

  • knobbelen, knobbels, knobbeltje, knobbeltjes

Wiktionary Translations for knobbel:


Cross Translation:
FromToVia
knobbel puckel Höcker — Ausbuchtung auf dem Rücken von Tieren (Dromedar, Trampeltier)
knobbel puckel bosseenflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.
knobbel svullnad enflure — État de ce qui est enflé (1)
knobbel upphöjning; knöl protubérance — didactique|fr éminence, saillie.