Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. legaliseren:


Dutch

Detailed Translations for legaliseren from Dutch to Swedish

legaliseren:

legaliseren verb (legaliseer, legaliseert, legaliseerde, legaliseerden, gelegaliseerd)

  1. legaliseren
    legalisera
    • legalisera verb (legaliserar, legaliserade, legaliserat)

Conjugations for legaliseren:

o.t.t.
  1. legaliseer
  2. legaliseert
  3. legaliseert
  4. legaliseren
  5. legaliseren
  6. legaliseren
o.v.t.
  1. legaliseerde
  2. legaliseerde
  3. legaliseerde
  4. legaliseerden
  5. legaliseerden
  6. legaliseerden
v.t.t.
  1. heb gelegaliseerd
  2. hebt gelegaliseerd
  3. heeft gelegaliseerd
  4. hebben gelegaliseerd
  5. hebben gelegaliseerd
  6. hebben gelegaliseerd
v.v.t.
  1. had gelegaliseerd
  2. had gelegaliseerd
  3. had gelegaliseerd
  4. hadden gelegaliseerd
  5. hadden gelegaliseerd
  6. hadden gelegaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal legaliseren
  2. zult legaliseren
  3. zal legaliseren
  4. zullen legaliseren
  5. zullen legaliseren
  6. zullen legaliseren
o.v.t.t.
  1. zou legaliseren
  2. zou legaliseren
  3. zou legaliseren
  4. zouden legaliseren
  5. zouden legaliseren
  6. zouden legaliseren
en verder
  1. ben gelegaliseerd
  2. bent gelegaliseerd
  3. is gelegaliseerd
  4. zijn gelegaliseerd
  5. zijn gelegaliseerd
  6. zijn gelegaliseerd
diversen
  1. legaliseer!
  2. legaliseert!
  3. gelegaliseerd
  4. legaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for legaliseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
legalisera legaliseren