Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. pijn doen:


Dutch

Detailed Translations for pijn doen from Dutch to Swedish

pijn doen:

pijn doen verb (doe pijn, doet pijn, deed pijn, deden pijn, pijn gedaan)

  1. pijn doen (grieven; kwetsen; krenken; zeer doen)
    såra; kränka
    • såra verb (sårar, sårade, sårat)
    • kränka verb (kränker, kränkte, kränkt)
  2. pijn doen (verwonden; zeer doen; pijn bezorgen)
    göra illa
    • göra illa verb (gör illa, gjorde illa, gjort illa)
  3. pijn doen (zeer doen; knauwen; pijn bezorgen)
    skada; göra illa
    • skada verb (skadar, skadade, skadat)
    • göra illa verb (gör illa, gjorde illa, gjort illa)

Conjugations for pijn doen:

o.t.t.
  1. doe pijn
  2. doet pijn
  3. doet pijn
  4. doen pijn
  5. doen pijn
  6. doen pijn
o.v.t.
  1. deed pijn
  2. deed pijn
  3. deed pijn
  4. deden pijn
  5. deden pijn
  6. deden pijn
v.t.t.
  1. heb pijn gedaan
  2. hebt pijn gedaan
  3. heeft pijn gedaan
  4. hebben pijn gedaan
  5. hebben pijn gedaan
  6. hebben pijn gedaan
v.v.t.
  1. had pijn gedaan
  2. had pijn gedaan
  3. had pijn gedaan
  4. hadden pijn gedaan
  5. hadden pijn gedaan
  6. hadden pijn gedaan
o.t.t.t.
  1. zal pijn doen
  2. zult pijn doen
  3. zal pijn doen
  4. zullen pijn doen
  5. zullen pijn doen
  6. zullen pijn doen
o.v.t.t.
  1. zou pijn doen
  2. zou pijn doen
  3. zou pijn doen
  4. zouden pijn doen
  5. zouden pijn doen
  6. zouden pijn doen
diversen
  1. doe pijn!
  2. doet pijn!
  3. pijn gedaan
  4. pijn doend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for pijn doen:

NounRelated TranslationsOther Translations
göra illa pijn doen; zeer doen
skada afbreuk; averij; belediging; benadeling; beschadigen; beschadiging; blessure; grief; het verliezen; krenking; kwetsen; kwetsuur; laster; letsel; nadeel; oneer; schade; schadepost; schande; smaad; verlies; verliespost; verwonding; wond
VerbRelated TranslationsOther Translations
göra illa knauwen; pijn bezorgen; pijn doen; verwonden; zeer doen aandoen; benadelen; duperen; in elkaar slaan; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel toebrengen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen
kränka grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen kwaad doen; misdrijven
skada knauwen; pijn bezorgen; pijn doen; zeer doen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; krenken; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn voor; onteren; ontwijden; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden
såra grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen beschadigen; bezeren; blesseren; krenken; kwetsen; schaden; verwonden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
skada helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig

Related Translations for pijn doen