Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. specialiseren:


Dutch

Detailed Translations for specialiseren from Dutch to Swedish

specialiseren:

specialiseren verb (specialiseer, specialiseert, specialiseerde, specialiseerden, gespecialiseerd)

  1. specialiseren
    specialisera
    • specialisera verb (specialiserar, specialiserade, specialiserat)

Conjugations for specialiseren:

o.t.t.
  1. specialiseer
  2. specialiseert
  3. specialiseert
  4. specialiseren
  5. specialiseren
  6. specialiseren
o.v.t.
  1. specialiseerde
  2. specialiseerde
  3. specialiseerde
  4. specialiseerden
  5. specialiseerden
  6. specialiseerden
v.t.t.
  1. heb gespecialiseerd
  2. hebt gespecialiseerd
  3. heeft gespecialiseerd
  4. hebben gespecialiseerd
  5. hebben gespecialiseerd
  6. hebben gespecialiseerd
v.v.t.
  1. had gespecialiseerd
  2. had gespecialiseerd
  3. had gespecialiseerd
  4. hadden gespecialiseerd
  5. hadden gespecialiseerd
  6. hadden gespecialiseerd
o.t.t.t.
  1. zal specialiseren
  2. zult specialiseren
  3. zal specialiseren
  4. zullen specialiseren
  5. zullen specialiseren
  6. zullen specialiseren
o.v.t.t.
  1. zou specialiseren
  2. zou specialiseren
  3. zou specialiseren
  4. zouden specialiseren
  5. zouden specialiseren
  6. zouden specialiseren
en verder
  1. ben gespecialiseerd
  2. bent gespecialiseerd
  3. is gespecialiseerd
  4. zijn gespecialiseerd
  5. zijn gespecialiseerd
  6. zijn gespecialiseerd
diversen
  1. specialiseer!
  2. specialiseert!
  3. gespecialiseerd
  4. specialiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for specialiseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
specialisera specialiseren

Related Translations for specialiseren