Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verdeeld:
  2. verdelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verdeeld from Dutch to Swedish

verdeeld:

verdeeld adj

  1. verdeeld (gedeeld)
    delad; delat

Translation Matrix for verdeeld:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
delad gedeeld; verdeeld gedeeld; meegevoeld
delat gedeeld; verdeeld gedeeld; meegevoeld; uiteenlopende

Related Words for "verdeeld":


verdelen:

verdelen verb (verdeel, verdeelt, verdeelde, verdeelden, verdeeld)

  1. verdelen (distribueren; uitreiken; ronddelen)
    distribuera; dela ut
    • distribuera verb (distribuerar, distribuerade, distribuerat)
    • dela ut verb (delar ut, delade ut, delat ut)
  2. verdelen (verkavelen; kavelen)
    dela; stycka
    • dela verb (delar, delade, delat)
    • stycka verb (styckar, styckade, styckat)
  3. verdelen (ronddelen; uitreiken; uitdelen; rondgeven; rondreiken)
    skicka runt; fördela; dela ut
    • skicka runt verb (skickar runt, skickade runt, skickat runt)
    • fördela verb (fördelar, fördelade, fördelat)
    • dela ut verb (delar ut, delade ut, delat ut)
  4. verdelen (distribueren)
    distribuera
    • distribuera verb (distribuerar, distribuerade, distribuerat)

Conjugations for verdelen:

o.t.t.
  1. verdeel
  2. verdeelt
  3. verdeelt
  4. verdelen
  5. verdelen
  6. verdelen
o.v.t.
  1. verdeelde
  2. verdeelde
  3. verdeelde
  4. verdeelden
  5. verdeelden
  6. verdeelden
v.t.t.
  1. heb verdeeld
  2. hebt verdeeld
  3. heeft verdeeld
  4. hebben verdeeld
  5. hebben verdeeld
  6. hebben verdeeld
v.v.t.
  1. had verdeeld
  2. had verdeeld
  3. had verdeeld
  4. hadden verdeeld
  5. hadden verdeeld
  6. hadden verdeeld
o.t.t.t.
  1. zal verdelen
  2. zult verdelen
  3. zal verdelen
  4. zullen verdelen
  5. zullen verdelen
  6. zullen verdelen
o.v.t.t.
  1. zou verdelen
  2. zou verdelen
  3. zou verdelen
  4. zouden verdelen
  5. zouden verdelen
  6. zouden verdelen
diversen
  1. verdeel!
  2. verdeelt!
  3. verdeeld
  4. verdelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verdelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
dela splitten
VerbRelated TranslationsOther Translations
dela kavelen; verdelen; verkavelen delen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven; loskoppelen; scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uitsplitsen
dela ut distribueren; ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen geneesmiddel toedienen; geven; ingeven; schenken; toedienen; verlenen; verstrekken
distribuera distribueren; ronddelen; uitreiken; verdelen
fördela ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
skicka runt ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen rondsturen; rondzenden
stycka kavelen; verdelen; verkavelen aan stukken snijden; kleinmaken; stuk snijden; stuksnijden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dela deelachtig

Wiktionary Translations for verdelen:


Cross Translation:
FromToVia
verdelen fördela allot — to assign
verdelen dela deal — administer in portions
verdelen utdela; dela ut; dosera; fördela; ge ut; utge; förmedla; utminutera dispense — To issue, distribute, or put out
verdelen fördela distribute — to divide into portions and dispense
verdelen fördela distribute — to apportion
verdelen dela; klyva divide — split into two or more parts
verdelen dela split — share out
verdelen utdela dispenserexempter de la règle ordinaire, par faveur spéciale, ou simplement exempter de quelque chose.
verdelen utdela distribuerrépartir une chose entre plusieurs personnes ou plusieurs endroits.
verdelen dela diviserséparer en parties, morceler, fractionner.
verdelen dela débitervendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail.
verdelen dela partagerdiviser une chose en plusieurs parties séparer, pour en faire la distribution.
verdelen utdela répartirpartager, distribuer, attribuer à chacun sa part.