Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. weerstaan:


Dutch

Detailed Translations for weerstaan from Dutch to Swedish

weerstaan:

weerstaan verb (weersta, weerstaat, weerstond, weerstonden, weerstaan)

  1. weerstaan
    motstå
    • motstå verb (motstår, motstod, motstått)

Conjugations for weerstaan:

o.t.t.
  1. weersta
  2. weerstaat
  3. weerstaat
  4. weerstaan
  5. weerstaan
  6. weerstaan
o.v.t.
  1. weerstond
  2. weerstond
  3. weerstond
  4. weerstonden
  5. weerstonden
  6. weerstonden
v.t.t.
  1. heb weerstaan
  2. hebt weerstaan
  3. heeft weerstaan
  4. hebben weerstaan
  5. hebben weerstaan
  6. hebben weerstaan
v.v.t.
  1. had weerstaan
  2. had weerstaan
  3. had weerstaan
  4. hadden weerstaan
  5. hadden weerstaan
  6. hadden weerstaan
o.t.t.t.
  1. zal weerstaan
  2. zult weerstaan
  3. zal weerstaan
  4. zullen weerstaan
  5. zullen weerstaan
  6. zullen weerstaan
o.v.t.t.
  1. zou weerstaan
  2. zou weerstaan
  3. zou weerstaan
  4. zouden weerstaan
  5. zouden weerstaan
  6. zouden weerstaan
diversen
  1. weersta!
  2. weerstaat!
  3. weerstaan
  4. weerstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weerstaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
motstå weerstaan

Related Translations for weerstaan