Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. coördineren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for coördineren from Dutch to German

coördineren:

coördineren verb (coördineer, coördineert, coördineerde, coördineerden, gecoördineerd)

  1. coördineren
    koordinieren; führen; leiten; lenken
    • koordinieren verb (koordiniere, koordinierst, koordiniert, koordinierte, koordiniertet, koordiniert)
    • führen verb (führe, führst, führt, führte, führtet, geführt)
    • leiten verb (leite, leitst, leitt, leitte, leittet, geleitet)
    • lenken verb (lenke, lenkst, lenkt, lenkte, lenktet, gelenkt)

Conjugations for coördineren:

o.t.t.
  1. coördineer
  2. coördineert
  3. coördineert
  4. coördineren
  5. coördineren
  6. coördineren
o.v.t.
  1. coördineerde
  2. coördineerde
  3. coördineerde
  4. coördineerden
  5. coördineerden
  6. coördineerden
v.t.t.
  1. heb gecoördineerd
  2. hebt gecoördineerd
  3. heeft gecoördineerd
  4. hebben gecoördineerd
  5. hebben gecoördineerd
  6. hebben gecoördineerd
v.v.t.
  1. had gecoördineerd
  2. had gecoördineerd
  3. had gecoördineerd
  4. hadden gecoördineerd
  5. hadden gecoördineerd
  6. hadden gecoördineerd
o.t.t.t.
  1. zal coördineren
  2. zult coördineren
  3. zal coördineren
  4. zullen coördineren
  5. zullen coördineren
  6. zullen coördineren
o.v.t.t.
  1. zou coördineren
  2. zou coördineren
  3. zou coördineren
  4. zouden coördineren
  5. zouden coördineren
  6. zouden coördineren
en verder
  1. ben gecoördineerd
  2. bent gecoördineerd
  3. is gecoördineerd
  4. zijn gecoördineerd
  5. zijn gecoördineerd
  6. zijn gecoördineerd
diversen
  1. coördineer!
  2. coördineert!
  3. gecoördineerd
  4. coördinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for coördineren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
führen coördineren aanvoeren; afstemmen; begeleiden; besturen; bevel voeren over; bewaarheid worden; blijken; commanderen; indexeren; instellen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; meevoeren; resulteren; rondleiden; snel bewegen; uitkomen; uitkomen bij; uitvloeien in; van indexnummers voorzien; verwijzen; voeren; voorzitten
koordinieren coördineren gelijkrichten
leiten coördineren aanvoeren; begeleiden; besturen; bevel voeren over; commanderen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; meevoeren; verwijzen; voeren; voorzitten
lenken coördineren aan het stuur zitten; aanvoeren; begeleiden; bevel voeren over; commanderen; een paard mennen; gezaghebben; heersen; karren; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; meevoeren; mennen; navigeren; overheersen; overstag gaan; regeren; rijden; sturen; verwijzen; vliegtuig besturen; voeren; zenden

Wiktionary Translations for coördineren:

coördineren
verb
  1. zo organiseren dat alles goed verloopt

Cross Translation:
FromToVia
coördineren koordinieren coordinate — to synchronize