Summary
German to Dutch: more detail...
-
losgehen:
-
Wiktionary:
losgehen → afrijden, uitlopen, uitvaren, vertrekken, wegrijden, starten, afgaan, weggaan, zich verwijderen, afvuren, losbranden, opstappen, op weg gaan, tijgen, aan de gang brengen - User Contributed Translations for losgehen:
beginnen, vertrekken -
Synonyms for "losgehen":
auf den Weg machen; auf die Beine machen; auf die Socken machen; aufbrechen; lossocken; bewegen; Platz wechseln
-
Wiktionary:
German
Detailed Translations for losgehen from German to Dutch
losgehen: (*Using Word and Sentence Splitter)
losgehen:
Synonyms for "losgehen":
Wiktionary Translations for losgehen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• losgehen | → afrijden; uitlopen; uitvaren; vertrekken; wegrijden; starten; afgaan; weggaan; zich verwijderen; afvuren; losbranden; opstappen; op weg gaan; tijgen; aan de gang brengen | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |