German
Detailed Translations for Bauwesen from German to Dutch
Bauwesen: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Bau: bouw; bouwsector; opbouwen; constructie; samengesteld geheel; verbouwing; vertimmering; samenstelling; organisatie; opbouw; systeem; structuur; ordening; gebouw; pand; bouwwerk; aanleggen
- Wesen: persoon; mens; wezen; individu; sterveling; iemand; mensenkind; personage; figuur; natuur; karakter; aard; mentaliteit; inslag; geaardheid; gemoed; inborst; midden; kern; essentie; temperament; gemoedsgesteldheid; gemoedsaard
Wiktionary Translations for Bauwesen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Bauwesen | → burgerlijke bouwkunde | ↔ civil engineering — technical design and construction of public works and/or equivalent private ones |