Summary
German to Dutch: more detail...
-
Tormann:
-
Wiktionary:
Tormann → keeper, doelman, doelwachtster, doelwachter -
Synonyms for "Tormann":
Goalie; Keeper; Torhüter; Torwart; Balltreter; Fußballer; Fußballspieler; Kicker
-
Wiktionary:
German
Detailed Translations for Tormann from German to Dutch
Tormann: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Tor: doelpunt; goal; treffer; poort; toegangspoort; gek; idioot; dwaas; imbeciel; onnozelaar; dommerik; achterlijke; onbenul; doeltrap; simpele ziel; onnozele kerel; zot; malloot; pias; mallerd; zottin; nar; hofnar; waanzinnige; krankzinnige; geesteszieke; dolleman; grote deur
- Mann: man; echtgenoot; eega; gade; partner; levenspartner; levensgezel; gast; kerel; vent; gozer; knul; knakker; manspersoon; vrouw; goser; echtgenote; butler; kamerbediende; kamerdienaar; herenknecht
Tormann:
Synonyms for "Tormann":
Wiktionary Translations for Tormann:
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • Tormann | → keeper; doelman; doelwachtster; doelwachter | ↔ goalkeeper — player that protects a goal |