Summary
Spanish to Dutch: more detail...
- bromear:
-
Wiktionary:
- bromear → gekscheren, schertsen
- bromear → schertsen, grappen, grappenmaken, flauwe kul verkopen, boerten, gekscheren
Spanish
Detailed Translations for bromear from Spanish to Dutch
bromear:
-
bromear (burlar; hacer el tonto; hacer bromas; burlarse; gastarle una broma a una; chancear; burlarse de)
een poets bakken; dollen; streek uithalen; gekscheren; schertsen; grappen; malligheid uithalen; gekheid uithalen-
een poets bakken verb (bak een poets, bakt een poets, bakte een poets, bakten een poets, een poets gebakken)
-
streek uithalen verb (haal streek uit, haalt streek uit, haalde streek uit, haalden streek uit, streek uitgehaald)
-
malligheid uithalen verb (haal malligheid uit, haalt malligheid uit, haalde malligheid uit, haalden malligheid uit, malligheid uitgehaald)
-
gekheid uithalen verb (haal gekheid uit, haalt gekheid uit, haalde gekheid uit, haalden gekheid uit, gekheid uitgehaald)
-
-
bromear
-
bromear
Conjugations for bromear:
presente
- bromeo
- bromeas
- bromea
- bromeamos
- bromeáis
- bromean
imperfecto
- bromeaba
- bromeabas
- bromeaba
- bromeábamos
- bromeabais
- bromeaban
indefinido
- bromeé
- bromeaste
- bromeó
- bromeamos
- bromeasteis
- bromearon
fut. de ind.
- bromearé
- bromearás
- bromeará
- bromearemos
- bromearéis
- bromearán
condic.
- bromearía
- bromearías
- bromearía
- bromearíamos
- bromearíais
- bromearían
pres. de subj.
- que bromee
- que bromees
- que bromee
- que bromeemos
- que bromeéis
- que bromeen
imp. de subj.
- que bromeara
- que bromearas
- que bromeara
- que bromeáramos
- que bromearais
- que bromearan
miscelánea
- ¡bromea!
- ¡bromead!
- ¡no bromees!
- ¡no bromeéis!
- bromeado
- bromeando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for bromear:
Synonyms for "bromear":
Wiktionary Translations for bromear:
bromear
Cross Translation:
verb
-
(inergatief). de draak met iets steken, een grap maken
-
als grap opmerken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bromear | → schertsen | ↔ banter — to engage in banter |
• bromear | → grappen; grappenmaken | ↔ joke — do for amusement |
• bromear | → flauwe kul verkopen | ↔ blödeln — (intransitiv) bewusst Unsinn reden, sich albern geben |
• bromear | → boerten; gekscheren; schertsen | ↔ badiner — plaisanter, prendre quelque chose à la légère, parler ou écrire d’une manière enjouée. |