French
Detailed Translations for survirer from French to Dutch
survirer: (*Using Word and Sentence Splitter)
- sur: aan; bij; erbij; erop; te; via; ter; zuur; wrang; zuur smakend; zurig; rins
- virer: storten; deponeren; overschrijven; overboeken; geld overmaken; overzenden; draaien; wenden; zwenken; keren; zwaaien; slingeren; heen en weer zwaaien; gireren; per postgiro betalen; gijpen; omslaan van het zeil voor de wind
- sûr: zeker; ongetwijfeld; vast en zeker; geheid; veilig; heus; waarachtig; waarlijk; gewis; welzeker; voorzeker; vast; reëel; feitelijk; stellig; bekend; vertrouwd; absoluut; onvoorwaardelijk; vaststaand; volstrekt; pertinent; ten enenmale; krachtig; beslist; doortastend; mondig; kordaat; ferm; krachtdadig; voor zichzelf opkomend