Summary
Dutch to German: more detail...
- wel:
- wellen:
- Wiktionary:
-
User Contributed Translations for wel:
- zwar
Dutch
Detailed Translations for wel from Dutch to German
wel:
Translation Matrix for wel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Brunnen | bron; put; waterput; wel | bron; bronwater; fonteinen; mineraalwater; waterbron; welwater |
Zisterne | bron; put; waterput; wel | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | betrekkelijk; redelijk; tamelijk | |
Adverb | Related Translations | Other Translations |
- | nogal | |
Other | Related Translations | Other Translations |
ja | inderdaad; ja | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
ja | jawel; wel; welnu | ja; naar; zoals |
jawohl | jawel; wel | |
nun | wel; welnu | momenteel; nu; op het moment; thans |
Related Words for "wel":
Synonyms for "wel":
Antonyms for "wel":
Related Definitions for "wel":
Wiktionary Translations for wel:
wel
Cross Translation:
adverb
wel
-
een ontkenning ontkennend
-
een ontkenning bevestigend
- wel → wohl kaum
-
een toegeving makend.
-
benadrukkend, verbazing uitdrukkend
- wel → nicht weniger als
-
wel degelijk
- wel → sehr wohl; durchaus; ganz bestimmt
adverb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wel | → Quelle | ↔ spring — water source |
• wel | → Quelle | ↔ well — spring |
• wel | → doch | ↔ yes — word used to indicate disagreement or dissent in reply to a negative statement |
• wel | → insofern; wofern; ja; allerdings; freilich; immerhin; wohl; zwar | ↔ si — Conjonction qui introduit une condition (suivie d’une conséquence) ou une supposition qui peut être supprimée en utilisant un conditionnel. Dans le cas où, à condition que, supposer que. |
• wel | → Born; Quelle | ↔ source — Endroit d’où sort l’eau |
wel form of wellen:
-
wellen (borrelen)
Conjugations for wellen:
o.t.t.
- wel
- welt
- welt
- wellen
- wellen
- wellen
o.v.t.
- welde
- welde
- welde
- welden
- welden
- welden
v.t.t.
- ben geweld
- bent geweld
- is geweld
- zijn geweld
- zijn geweld
- zijn geweld
v.v.t.
- was geweld
- was geweld
- was geweld
- waren geweld
- waren geweld
- waren geweld
o.t.t.t.
- zal wellen
- zult wellen
- zal wellen
- zullen wellen
- zullen wellen
- zullen wellen
o.v.t.t.
- zou wellen
- zou wellen
- zou wellen
- zouden wellen
- zouden wellen
- zouden wellen
diversen
- wel!
- welt!
- geweld
- wellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wellen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
quellen | borrelen; wellen | in de week zetten; in het hoofd opkomen; ontharden; opwellen; verweken; week maken; weken; zachtmaken |
sprudeln | borrelen; wellen | in het hoofd opkomen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; opwellen |