Summary
Dutch to German: more detail...
- pletten:
-
Wiktionary:
- pletten → zerquetschen, zerdrücken
- pletten → plätten, flachmachen
Dutch
Detailed Translations for pletten from Dutch to German
pletten:
-
pletten (platdrukken; platmaken; fijndrukken)
zerquetschen; platt drücken-
zerquetschen verb (zerquetsche, zerquetschst, zerquetscht, zerquetschte, zerquetschtet, zerquetscht)
-
platt drücken verb
-
Conjugations for pletten:
o.t.t.
- plet
- plet
- plet
- pletten
- pletten
- pletten
o.v.t.
- plette
- plette
- plette
- pletten
- pletten
- pletten
v.t.t.
- heb geplet
- hebt geplet
- heeft geplet
- hebben geplet
- hebben geplet
- hebben geplet
v.v.t.
- had geplet
- had geplet
- had geplet
- hadden geplet
- hadden geplet
- hadden geplet
o.t.t.t.
- zal pletten
- zult pletten
- zal pletten
- zullen pletten
- zullen pletten
- zullen pletten
o.v.t.t.
- zou pletten
- zou pletten
- zou pletten
- zouden pletten
- zouden pletten
- zouden pletten
en verder
- ben geplet
- bent geplet
- is geplet
- zijn geplet
- zijn geplet
- zijn geplet
diversen
- plet!
- plet!
- geplet
- plettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pletten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
platt drücken | fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten | |
zerquetschen | fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten | fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren |
Wiktionary Translations for pletten:
pletten
Cross Translation:
verb
-
plat maken
- pletten → zerquetschen; zerdrücken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pletten | → plätten; flachmachen | ↔ flatten — to make something flat |