Dutch

Detailed Translations for afspraakje from Dutch to German

afspraak:

afspraak [de ~] noun

  1. de afspraak (afgesproken ontmoeting; liaison)
    Verhältnis; Date; Liebesverhältnis
  2. de afspraak (regeling; akkoord; overeenkomst; schikking)
    die Vereinbarung; die Abmachung; die Regelung; die Bestimmung; die Regulierung; Regeln; der Vergleich
  3. de afspraak
    der Termin

Translation Matrix for afspraak:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abmachung afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking compromis; vergelijk
Bestimmung afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking bepaling; besluit; besluiten; bestemming; constatering; determinatie; discipline; doel; dwang; eindhalte; eindpunt; eindstation; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; raadsbesluit; regel; regeling; reglement; reisbestemming; tucht; uiteindelijke doel; vaststelling; voorschrift; wet
Date afgesproken ontmoeting; afspraak; liaison
Liebesverhältnis afgesproken ontmoeting; afspraak; liaison liefdesavontuur; liefdesgeschiedenis; romance
Regeln afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking organiseren; regelen
Regelung afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking akkoord; arrangement; orde; regel; regelgeving; regeling; reglement; regularisatie; schaderegeling; schikking; vereffening; vergelijk; voorschrift; wet
Regulierung afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking regelgeving; regularisatie
Termin afspraak periode; sluitingstermijn; termijn; tijdlimiet; tijdsbestek; tijdsduur; tijdslimiet; zittingsdag
Vereinbarung afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking accoord; compromis; contract; gemeenschappelijkheid; goedkeuring; overeenkomst; toestemming; vergelijk
Vergleich afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking algebraïsche vergelijking; compromis; equatie; vergelijk; vergelijking
Verhältnis afgesproken ontmoeting; afspraak; liaison affaire; avontuurtje; evenredigheid; juiste proportie; liaison; proportie; relatie; slippertje; verhouding
- overeenkomst

Related Words for "afspraak":

  • afspraakje, afspraakjes

Synonyms for "afspraak":


Related Definitions for "afspraak":

  1. wat je (elkaar) belooft1
    • mijn afspraak met de tandarts is om twee uur1

Wiktionary Translations for afspraak:

afspraak
noun
  1. een overeenkomst

Cross Translation:
FromToVia
afspraak Zustimmung; Vereinbarung agreement — an understanding to follow a course of conduct
afspraak Termin; Verabredung appointment — arrangement for a meeting; an engagement
afspraak Treffen; Verabredung date — pre-arranged social meeting
afspraak Treffen meeting — agreed upon event which happens at a specified time and place
afspraak Stelldichein; Verabredung tryst — prearranged meeting, now especially between lovers
afspraak Einverständnis; Übereinkunft accommodementaccord que l’on faire d’un différend, d’une querelle.
afspraak Einverständnis; Übereinkunft; Pakt; Bündnis pacteconvention accompagner d’actes publics qui lui donnent un caractère d’une importance primordiale.
afspraak Stelldichein; Rendezvous rendez-vous — Réunion galante entre amoureux


Wiktionary Translations for afspraakje:


Cross Translation:
FromToVia
afspraakje Treffen; Verabredung date — pre-arranged social meeting