Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. wegsnijden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wegsnijden from Dutch to German

wegsnijden:

wegsnijden verb (snijd weg, snijdt weg, sneed weg, sneden weg, weggesneden)

  1. wegsnijden
    wegschneiden
    • wegschneiden verb (schneide weg, schneidest weg, schneidet weg, schnitt weg, schnittet weg, weggeschnitten)

Conjugations for wegsnijden:

o.t.t.
  1. snijd weg
  2. snijdt weg
  3. snijdt weg
  4. snijden weg
  5. snijden weg
  6. snijden weg
o.v.t.
  1. sneed weg
  2. sneed weg
  3. sneed weg
  4. sneden weg
  5. sneden weg
  6. sneden weg
v.t.t.
  1. heb weggesneden
  2. hebt weggesneden
  3. heeft weggesneden
  4. hebben weggesneden
  5. hebben weggesneden
  6. hebben weggesneden
v.v.t.
  1. had weggesneden
  2. had weggesneden
  3. had weggesneden
  4. hadden weggesneden
  5. hadden weggesneden
  6. hadden weggesneden
o.t.t.t.
  1. zal wegsnijden
  2. zult wegsnijden
  3. zal wegsnijden
  4. zullen wegsnijden
  5. zullen wegsnijden
  6. zullen wegsnijden
o.v.t.t.
  1. zou wegsnijden
  2. zou wegsnijden
  3. zou wegsnijden
  4. zouden wegsnijden
  5. zouden wegsnijden
  6. zouden wegsnijden
diversen
  1. snijd weg!
  2. snijdt weg!
  3. weggesneden
  4. wegsnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegsnijden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
wegschneiden wegsnijden wegknippen; wegsnoeien

Wiktionary Translations for wegsnijden:


Cross Translation:
FromToVia
wegsnijden abnehmen; abschneiden; amputieren amputer — chir|fr enlever, à l’aide d’instruments tranchants, un membre, une partie du corps.