Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. rafelen:


Dutch

Detailed Translations for rafelt from Dutch to German

rafelen:

rafelen verb (rafel, rafelt, rafelde, rafelden, gerafeld)

  1. rafelen
    fasern; zerfasern
    • fasern verb (fasre, faserst, fasert, faserte, fasertet, gefasert)
    • zerfasern verb (zerfasere, zerfaserst, zerfasert, zerfaserte, zerfasertet, zerfasert)

Conjugations for rafelen:

o.t.t.
  1. rafel
  2. rafelt
  3. rafelt
  4. rafelen
  5. rafelen
  6. rafelen
o.v.t.
  1. rafelde
  2. rafelde
  3. rafelde
  4. rafelden
  5. rafelden
  6. rafelden
v.t.t.
  1. ben gerafeld
  2. bent gerafeld
  3. is gerafeld
  4. zijn gerafeld
  5. zijn gerafeld
  6. zijn gerafeld
v.v.t.
  1. was gerafeld
  2. was gerafeld
  3. was gerafeld
  4. waren gerafeld
  5. waren gerafeld
  6. waren gerafeld
o.t.t.t.
  1. zal rafelen
  2. zult rafelen
  3. zal rafelen
  4. zullen rafelen
  5. zullen rafelen
  6. zullen rafelen
o.v.t.t.
  1. zou rafelen
  2. zou rafelen
  3. zou rafelen
  4. zouden rafelen
  5. zouden rafelen
  6. zouden rafelen
diversen
  1. rafel!
  2. rafelt!
  3. gerafeld
  4. rafelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rafelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fasern rafelen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen
zerfasern rafelen ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken

Related Words for "rafelen":


External Machine Translations: