Summary
Dutch
Detailed Translations for gillen from Dutch to Spanish
gillen:
-
gillen (schreeuwen; krijsen)
-
gillen (janken; brullen)
Conjugations for gillen:
o.t.t.
- gil
- gilt
- gilt
- gillen
- gillen
- gillen
o.v.t.
- gilde
- gilde
- gilde
- gilden
- gilden
- gilden
v.t.t.
- heb gegild
- hebt gegild
- heeft gegild
- hebben gegild
- hebben gegild
- hebben gegild
v.v.t.
- had gegild
- had gegild
- had gegild
- hadden gegild
- hadden gegild
- hadden gegild
o.t.t.t.
- zal gillen
- zult gillen
- zal gillen
- zullen gillen
- zullen gillen
- zullen gillen
o.v.t.t.
- zou gillen
- zou gillen
- zou gillen
- zouden gillen
- zouden gillen
- zouden gillen
diversen
- gil!
- gilt!
- gegild
- gillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de gillen (schreeuwen; roepen; kreten)
Translation Matrix for gillen:
Related Words for "gillen":
gil:
Translation Matrix for gil:
Noun | Related Translations | Other Translations |
alarido | gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep | gebrul; gebulder; gegil; gehuil; gejammer; geloei; geraas; gescheld; geschreeuw; getier; geweeklaag; loeien van de wind |
chillido | gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep | gepiep; gescheld; getier; getjilp |
grito | gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep | gegalm; geschal; gescheld; getier; kreet; leus; luidkeelse uitroep; strijdkreet; yell |
Related Words for "gil":
Spanish